Spectator der Studenten (1773-1774)

Titelbeschrijving
De Spectator der Studenten, onder de Spreuk: Vivitur ingenio, cetera mortis erunt.

Periodiciteit
Donderdags weekblad in 52 afleveringen. Vermoedelijk verscheen het blad tussen juni 1773 en juni 1774. In de Leydse Courant van 21 januari 1774 werd bekendgemaakt dat de 38ste aflevering zou verschijnen. Daarbij werd opgemerkt dat van ‘de voorige Vertoogen’ in enkele andere steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Dordrecht, Utrecht, Gouda, Groningen en Middelburg) nog complete exemplaren verkrijgbaar waren. Op de titelpagina staat het jaar 1774 vermeld.

Bibliografische gegevens
Het werk, in octavo, telt 356 doorgenummerde pagina’s. Elke aflevering (‘vertoog’) telt 8 pagina’s. Het motto op de titelpagina – ‘Vivitur ingenio, cetera mortis erunt’ (bron: Elegiae in Maecenatem) – betekent: Enkel de geest leeft verder, al de rest is sterfelijk.
De titelpagina bevat een prent, die Pallas Athene laat zien, samen met een aantal andere personen, in een bibliotheek (‘J. Resoet del. Fecit.). Na de titelpagina volgt de ‘Korte inhoud der vertogen’. Het titelblok van de afleveringen bevat slechts de verkorte titel en het volgnummer.

Boekhistorische gegevens
Het blad werd uitgegeven te Leiden. Aanvankelijk, t/m nr. 34, wordt alleen de naam van uitgever Cornelis Heyligert genoemd. Nr. 35 bevat geen colofon. Vanaf nr. 36 prijken de namen van Cornelis Heyligert en Hendrik van Hoogenstraaten op de titelpagina, waarbij vermeld staat dat ze in compagnie werkten.
Op de laatste pagina van het eerste nummer wordt vermeld in welke gewone steden en academiesteden het werk verkrijgbaar was:

te Amsterdam by Bom, Keyser, de Bruin, Demter en Doll. Rotterdam D. Vis. s’Hage Mensert. Haerlem van Lee. Delft van der Smout. Dordt Blussé en van Braam. Utrecht Paddenburg, Schoonhoven en Comp. en Visch. Gouda van der Klos. Groningen Huizing. Middelburg Gillissen. Arnhem Nyhof. s’Hertogenbosch Palier. Leeuwaerden Chalmot en elders.

In de Leydse Courant van 21 januari 1774 valt te lezen dat nr. 38 1½ stuiver kostte. Op 20 oktober 1777 lijkt de Amsterdamse boekverkoper H. Keyzer in het bezit van het kopijrecht. Op die dag adverteert hij voor de 52 vertogen tegen de verlaagde prijs van 36 stuivers (in plaats van de gebruikelijke ƒ 3:18).
In 1780 verscheen een titeluitgave van de Spectator der Studenten, samen met de Nieuwe Algemeene Spectator voor de Studenten, onder de titel: De Spectator der Studenten, in ’t gemeen; waarby gevoegd is de Nieuwe Algemeene Spectator voor de Studenten in de theologie, in ’t byzonder (Utrecht, H. van Emenes en Arend Stubbe 1780).
Opmerkelijk is dat Arend Stubbe op 13 april 1787 adverteert voor nr. 4 van de Spectator der Studenten.

Medewerkers
Over de auteurs en de redacteuren van  het blad is niets bekend. Hoewel de spectator (de ik-figuur) beweert dat hij geen student is, moet de auteur van het tijdschrift vermoedelijk wel in studentenkringen gezocht worden. De toon en de gedetailleerde beschrijving van het studentenleven maken deze veronderstelling aannemelijk.

Inhoud
Zoals de titel aangeeft, kan het tijdschrift gekarakteriseerd worden als een spectatoriaal geschrift, bestaande uit een combinatie van moralisatie en geestige scherts, van nuttigheid en vermaak. Naar het voorbeeld van Steele beschrijft de auteur, in de vorm van korte vertogen, allerlei dagelijkse taferelen en geeft hij zijn (ironische) visie op tal van zaken, voornamelijk de studenten en het studentenleven betreffende. Net als andere spectatoriale geschriften bevat het tijdschrift een mengelmoes van verschillende soorten teksten (essays, brieven, droombeschrijvingen etc.).
De auteur benadrukt in de eerste aflevering dat hij de zeden wil beschaven en het welzijn van de maatschappij bevorderen. Als doelgroep noemt hij vooral de studenten die het ouderlijk huis hebben verlaten en die door hun driften worden bespeeld. Met zijn beschrijvingen hoopt hij sommige ‘losbandige jonge lieden eenen teugen in den mond’ (p. 4) te leggen. Dit gebeurt door het doen en laten van met name theologie-, rechten- en geneeskundestudenten belachelijk te maken en te bespotten. Hun studiegedrag, vrijetijdsbesteding, kleding en bijvoorbeeld het gebruik van alba amicorum worden aan de kaak gesteld. Ook het genootschapsleven moet het ontgelden.
Het beschavende doel van de spectator werd ondanks de satire nooit uit het oog verloren, aangezien een satirische bijdrage dikwijls gevolgd werd door een morele les. Ook niet-studenten en vrouwen waren nu en dan het mikpunt van spot.

Relatie tot andere periodieken
De auteur van deze Spectator stelt dat hij zich realiseert dat er al veel spectatoriale weekbladen bestaan. Hij spreekt over zijn ‘Engelschen voorganger Steele’ (p. 5) en over Justus van Effen. Ook noemt hij andere tijdschriften, waar hij niet erg over te spreken is, met de

verwonderlyke tytels van Rhapsodisten, Bykorven, Christenen, Kerkelyke Advocaten, en meer andere diergelyken; om nu niet te spreken van een meenigte Amsterdamsche prullen, die meestendeels niets aanmerkelyks bevatten, dan hunnen allerklugtigsten tytel. (p. 7)

De auteur wil het zijne ‘toebrengen tot de vermeerdering van het getal dier vervelende tijdschriften’ (p. 2), om zo te zien of het publiek zich van periodieke werken zal afkeren.
Verder refereert hij aan een tijdschrift dat enkele jaren eerder reeds zou zijn uitgegeven onder de titel De Spectator der Studenten, maar dat heeft hij nooit zelf gezien. Het lijkt erop dat dit blad inderdaad heeft bestaan, want in de Leydse Courant van 31 januari 1770 werd geadverteerd voor een blad onder dezelfde titel, dat verkrijgbaar was bij de boekverkoper J.H. van Damme. Mogelijk verwijst de auteur naar deze uitgave.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1364 E 8
¶ Full text editie 1780

Literatuur
¶ R. Honings, ‘Een vrolijk tuchtigende schoolmeester. Studentensatire in de tweede helft van de achttiende eeuw’, in: De Achttiende Eeuw 45 (2013), p. 34-57
¶ P.J. Buijnsters, Spectatoriale geschriften (Utrecht 1991)
¶ D. Sturkenboom, Spectators van hartstocht. Sekse en emotionele cultuur in de achttiende eeuw (Hilversum 1998).

Rick Honings