Stad’s en Land’s Huyshouder (1780)

Titelbeschrijving
De Stad’s en Land’s Huyshouder. Onder de Zinspreuk Incolis Haec Rusticisque (vert. ‘Voor landslieden en plattelanders’).

Periodiciteit
Weekblad, waarvan 42 afleveringen zijn verschenen, vanaf begin 1780 (de voorrede in nr. 1 is gedateerd 1 januari 1780). In het laatste nummer vindt men een Nabericht met de mededeling dat men ‘hier te Nijmegen’ is genoodzaakt het weekblad te ‘sluiten’. Aangezien men echter nog ‘voorraad’ heeft, zal men elders voortgaan. De reden van het beëindigen blijft hier onbekend. Evenmin is iets bekend over een opvolgend tijdschrift.

Bibliografische beschrijving
De uitgave in octavo bevat VIII + 336 doorgenummerde bladzijden. Elke aflevering heeft 8 pagina’s. Het voorwerk bevat titelpagina en opdracht aan N.H.W. baron van Delen, heer tot Druten. Het titelblok van de afleveringen bevat de titel en het volgnummer (in het geval van nr. 1 pas op p. 3, na een voorrede).

Boekhistorische gegevens
Titelpagina: ‘Te Nymegen. Bij A. van Goor, Boekverkoper, Stads- en Quartiers-Drukker, op de Groote Markt. 1780’.
Colofons:

Dit Weekblad is te bekoomen te Amsterdam by Keyzer, Allart, van Gulik, Warnars, Schalekamp, van Selm, Esveld  en Holtrop, van der Kroe, Dol, Gartman, Conradi, Le Quien, A. Meijer, van Goor, Bom, Sepp, Borgers, d’Erven Stichter, Guerin, de Kruijff, H.W. de Bruijn, Selschop en Huart, d’Erven Klipping, Vermandel, M. de Bruijn, Coertze, A. Fokke Simonsz, van Woensel. Alkmaar, Wed. Maagh en Zoon, Verlaan. Arnhem, Nijhof, Troost. Bommel, Salmons. Dordrecht, Blussé en Zoon, van Braam, de Haas, Wanner. Deventer, Leemhorst, Juff. Van Wijck. Gorinchem, d’Erven N. Goetzee, van der Pijl. Gravenhage, Mentzert, Wijnants, Plaat en Comp. Thierrij, Bouvink, du Mee, van Drecht, Gutteling, Gosse. Hertogenbosch, Pallier. Haarlem, van der Aa, Bohn; Bosch, van Lee. Leijden, Hoogeveen, Onnekink, Heiligert, Le Maire, Wed. Honkoop en Zoon, Luchtmans, de Pecker, de Does, Herding, Meerburg. Middelburg, J. en W. Abrahamsz, Gillissen, Bohemer. Nijmegen, van Goor. Rotterdam, Bennet en Haake, D. en A. Vis, Arrenberg, Holstein, Beman, Bothal, Burgvliet, Bosch, Bronkhorst, de Leeuw. Thiel, Repelius. Utrecht, de Waal, A. en G.T. van Paddenburg, Wed. Schoonhoven, Wild, Visch, van Driel, van den Brink, Wed. Ter Veen en Zoon, ten Bosch, van de Veer, Stubbe.

Medewerkers
De opdracht is ondertekend door J.H. Rumpel, die ook de auteur van het geheel is. In nr. 1 was die opdracht al aangekondigd met de mededeling dat die eigenhandig door de uitgever ondertekend zou worden; de opdracht verscheen een half jaar later.
Van Jan Henrik RUMPEL is niets meer bekend, dan dat hij dokter was te Grave en waarschijnlijk heeft gestudeerd in Duisburg. Er zijn van hem verschillende praktisch-medische stukken te vinden in de Vaderlandsche Letteroefeningen.
Blijkbaar waren er ook enkele medewerkers of inzenders. Men vindt: B…..t, V.K.G., H., M., Martha N., en F.W.O.

Inhoud
De voorrede in nr. 1 bericht de ‘vaderlandsche oeconomisten’ dat men in dit weekblad kan vinden wat

van weezentlijk nut [is], en belang [heeft] voor de Kunsten, Handwerken, Akkerbouw, Plantzoenen, Veeteelt en der zelver Kwaalen en Geneesmiddelen […] kortom alleen dat geene het welk een bloeiende Maatschappei nuttig en noodzaakelijk is.

De inhoud zal vaak ontleend zijn aan de ‘voornaamste Uijtheemsche Oeconomische Werken’, zij het soms aangevuld of veranderd. Vertalingen-sec kan men herkennen aan een *, veranderde vertalingen aan **, terwijl toevoegingen en eigen werk getekend zullen zijn door een R. Inzendingen zijn welkom, maar gedichten ‘of bloote Veronderstellingen’ absoluut niet.
Een aflevering bevat doorgaans diverse paragrafen, waar men onder bijbehorende kopjes onderwerpen behandeld vindt als ‘De oorzaken onzer slegte Metzelwerken, in vergelijk van die der Ouden, door de reeden, en proefneemingen nderzoght, en aangetoont’; ‘Bloed vloed der Draghtige Koebeesten’; ‘De Pligten om door de Inenting, of door de Kunst verkregene Pokken de Natuurlijke te ontgaan’; ‘Om Porcelein wel te leimen’; ‘De Vrij-Geesterij in haare waare gevolgen beschouwd’; ‘Middel om witte leedere Schoenen wel aan te strijken’; ‘Van het nut der Kikvorschen in de Tuijnen’.
Geleidelijk aan worden er brieven van de schrijver aan geleerden opgenomen, zoals aan Petrus Camper en Jeronimo de Bosch.

De schrijver heeft de neiging naast zijn praktische informatie soms stukken op te nemen van nogal orthodoxe of spectatoriale strekking.
Het Nederlands is tamelijk gebrekkig. Dat vonden de Vaderlandsche Letteroefeningen in 1780 ook, in een recensie van de eerste 20 afleveringen (p. 446-447).

Relatie tot andere periodieken
Als vertaalde of bewerkte bladen vindt men genoemd: de Mannigfaltigkeiten (1769-1773), het Medicinisches Wochenblatt (1780-1793), het Hanauisches Magazin (1778-1785) en het Européis Magazijn (1754-1756).

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: O 61-6049
Full text

André Hanou