Taal- Dicht- en Letterkundig Kabinet (1781-1784)

Titelbeschrijving
¶ Titel afzonderlijke delen: Taal- Dicht- en Letterkundig Kabinet; of Verzameling van Verhandelingen, de Taal- Dicht- en Letterkunde betreffende; benevens eenige Dichtstukken: ten nutte onzer Dichtlievende Landsgenooten byeen vergadert en uitgegeeven.
¶ Titel afleveringen: Taal- Dicht- en Letterkundig Kabinet.

Periodiciteit
De afleveringen zijn gebundeld in 6 delen: 1781 (deel 1), 1782 (deel 2 en 3), 1783 (deel 4 en 5), 1784 (deel 6). 
De voorrede is gedateerd 14 augustus 1781. Voor nr. 1 wordt geadverteerd in de Noordhollandsche Courant van 10 augustus 1781: de afleveringen verschijnen om de twee maanden, steeds op de 15e van de maand. Ieder (halfjaar)deel bevat 3 niet genummerde of gedateerde afleveringen.
In de laatste aflevering verklaart de hoofdredacteur het einde van het blad:  hij vindt 6 delen groot genoeg ‘en daar en boven wilden wij het niet te kostbaar hebben, maar het liever voor ieder verkrijgbaar maaken’ (deel 6, p. 361).

Bibliografische beschrijving
Genoemde advertentie spreekt van afleveringen, ter grootte van ‘8 Bladen Druk in gr. 8vo’: ongeveer 130 pagina’s. Elk deel heeft een eigen titelpagina en inhoudsopgave.
Deel 5 is voorzien van enkele illustraties.

Boekhistorische gegevens
Impressum: ‘Te Amsteldam, By C. Groenewoud op ’t Water’. Blijkens de advertenties voor deel 2, nr. 3 (en later) was niet alleen Cornelis Groenewoud maar ook zijn zoon Lourens Groenewoud verantwoordelijk voor de uitgave (Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant 26 juni 1782).
Prijs per aflevering: 12 stuivers op gewoon en 18 stuivers op best papier (Diemer- of Watergraafs-Meersche Courant 12 maart 1783).
Lourens Groenewoud, op de hoek van de Nieuwerdijk en de Oude Haarlemmersluis, adverteerde in de Oprechte Haerlemsche Courant van 26 januari 1790 voor een voordeelactie: 6 delen voor ƒ 4 in plaats van ƒ 19:16 (en best papier ƒ 6 in plaats van ƒ 16:4). Zijn resterende voorraad is opgekocht door Harmanus Keyzer, eigenaar van een Amsterdamse boek-, papier- en comptoirwinkel. Hij biedt in de Leydse Courant van 10 mei 1790 deel 4 nr. 2 aan voor de oude prijs van 12 stuivers (en 16 stuivers best papier). Van Drunen (1984) noemt ook een – overigens niet getraceerde – heruitgave van het Kabinet door H. Keyzer (1790).

Medewerkers
Het tijdschrift is opgericht door de Amsterdamse leermeester in wis- en sterrenkunde Gerrit BRENDER À BRANDIS (1751-1802), wiens naam ook op de titelpagina’s wordt vermeld. Zijn eigen bijdragen ondertekende hij met zijn naam of initialen.
Belangstellenden konden bijdragen inzenden (deel 1, p. 3). Jacobus BELLAMY (1757-1786) was een van degenen die aan deze oproep gehoor gaf: diens anacreontische gedichten zijn ook opgenomen in zijn Gezangen mijner jeugd (1782). Hij ondertekende zijn gedichten met de letter ‘B’ en vertelde pas later aan Brender à Brandis dat hij achter deze B schuilging.
Ook Adriaan LOOSJES Pz. (1761-1818), later bekend geworden als dichter en boekverkoper uit Haarlem, zond gedichten in. Van Drunen (1984) vermoedt dat Bellamy van verdere inzending afzag omdat hij het werk van Loosjes niets vond.
Een andere contribuant is volgens Van Hamel (1916) vermoedelijk Willem Antony OCKERSE (1760-1826), predikant te Wijk bij Duurstede en bevriend met Bellamy. Hij zou schuilgaan achter de naam Bochelius, van wie in het openingsnummer een ‘geestige brief over den Lof der mismaaktheid’ is opgenomen. Ook Johannes LE FRANCQ VAN BERKHEY (1729-1812), lector natuurlijke historie in Leiden, droeg bij aan het blad met een bijdrage over de ‘Nederduitsche Taalkunde’. 
Verder zijn er enkele gedichten opgenomen, waaronder ‘Lierzang by de Geboorte van mynen Zoon’, van Bernardus BOSCH (1746-1803), de Diemense predikant met wie Brender à Brandis in 1783 het Amsteldamse Dicht- en Letteroefenend Genootschap had opgericht. De Amsterdamse kantoorbediende en dichter Willem VAN DE VELDE (1751-1827) en zijn vrouw Johanna Elisabeth VAN DE VELDE geb. HELMKE (1762-1844) zonden ook gedichten in. Beiden waren vanaf 1786/87 lid van het Amsterdamse genootschap. Haar vriendin Maria Petronella Elter, geb. WOESTHOVEN (1760-1830), schoonzus van Bilderdijk (ze schreef later onder haar eigen naam en onder de initialen M.P.E.), was eveneens lid en ook zij leverde bijdragen aan het Kabinet.
Andere contribuanten die hun inzendingen met hun volledige naam ondertekenden maar die niet of nauwelijks zijn geïdentificeerd: Jan BRAAMS (1762-1839); Johannes HAZEU Cornelisz. (1755-1834), schrijver van divers stichtelijk werk; N. KONSÉ; P. POST; Hendrik SPILLE (1731-1787) die zich verdienstelijk had gemaakt op het gebied van natuurkundige ‘uitvindingen’; P. SCHENK en C.E. van RAVENSTEIN.
Sommige auteurs hielden zich achter hun initialen schuil. Een frequente inzender was E.S.d.G., van wie niet alleen taalkundige vertogen maar ook gedichten zijn opgenomen. Ook zijn briefwisseling met ‘den Heere Kabinet-Leezer’ is in het blad afgedrukt. Van Harderwijk (1841) verwijst naar de Friese kerkhistoricus en predikant Annaeus YPEY (1760-1837), die achter deze initialen zou schuilgaan. Deze schreef onder meer Ophelderingen nopens den oorsprong van eenige Nederduitse spreekwijzen en woorden (1804): een onderwerp waarover ook de vertogen van E.S.d.G. in het Kabinet handelen. 
Tot slot zijn er vertogen en gedichten van (in alfabetische volgorde): A.L., C.E.T.S.H.L., E., E.F.S.D.R., E.S.D.T.L.H.F., E.T., G., G.G.h., H., H.F.G., H.K., J.B., J.C.v.A. uit Gorinchem, J.P., M.v.G., P., P.J.K., P.P., P.S., S.B., S.K., T.J.Jr., V., V.d.V., W. en W.t.H. Hz.

Inhoud
Het doel was ‘jonge Taal- en Dichtminnaars ten nutte te zyn; hunne denkbeelden aan gepaste Regelen te binden; en door eigen oefeningen hunnen schryfstyl te leeren beschaaven’. Brender à Brandis had nog een ander publiek voor ogen, namelijk lezers die weinig op hebben met de letterkunde. Met name voor hen heeft hij vertellingen, fabels en toneelfragmenten in het blad opgenomen (deel 1, p. 1-2).
De afleveringen bestaan uit twee afdelingen: een deel met taal- en kunsttheoretische en letterkundige beschouwingen en een deel met gedichten en dichtstukken. Het eerste gedeelte bevat doorgaans vertaald werk. 
Het oordeel van Van Hamel (1916) over het tijdschrift is in het algemeen weinig positief: ‘Wat eigen werk is in het Kabinet, verheft zich in het gunstigste geval niet boven het middelmatige’. Niettemin meende hij dat het Kabinet veel invloed uitoefende op kunstopvattingen van tijdgenoten. Vooral de vertaling van Thomas Wartons On the origin of romantic fiction in Europe (1778) in deel 2 en 3 van het Kabinet vond hij sterk.  Net als Warton toonde Brender à Brandis een romantisch aandoende belangstelling voor oude en verre culturen. Aan hem is ook de eer om in het Kabinet een breed publiek kennis te laten maken met Lessing. Sommige van Brenders bijdragen zijn tevens als zelfstandige publicaties op de markt gebracht. 

Relatie tot andere periodieken
Aan het slot van het Kabinet kondigt Brender à Brandis een vervolg aan: het Taal- Dicht- en Letterkundig Magazijn, dat in het voorjaar van 1785 van start ging.
Van Drunen (1984) spreekt van een voorzichtige ontvangst van het Kabinet door recensiebladen als de Algemeene Vaderlandsche Letter-Oefeningen en de Maandelyksche Uittreksels of Boekzaal van Europa.

Exemplaren
¶ STCN 175525439
¶ Full text deel 1deel 2deel 3deel 4deel 5 en deel 6

Bronnen
¶ Isak van Harderwijk (ed.), Fragment van den roman van Parthonopéus en Meliore (1841), p. 218, 229.

Literatuur
¶ Dirk van Drunen, Leven en werken van Gerrit Brender à Brandis (1751-1802). Een bio-bibliografische schets (ongepubliceerde doctoraalscriptie Nederlands, 18e-eeuwse letterkunde, Katholieke Universiteit Nijmegen 1984), p. 31-36, 93-94, 154-156, 160 e.v.
¶ Jacobus Bellamy, Gezangen mijner jeugd, ed. P.J. Buijnsters (Zutphen z.j.), p. XXXI, 16, 64 en 68 
¶ A.G. van Hamel, ‘Romantiek en wetenschap’, in: Onze Eeuw april 1916, p. 63 e.v. 

Rietje van Vliet