Tooneelmatige Roskam (1799)

Titelbeschrijving
De Tooneelmatige Roskam, in één-en-twintig geestige en satyrique vertoogen.
¶ Short-title afzonderlijke afleveringen: De Tooneel-matige Roskam.

Periodiciteit
Van dit weekblad verschenen in totaal 21 afleveringen. Het eerste nummer verscheen op 4 maart 1799, het laatste op 22 juli 1799.

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering bevat 8 pagina’s in octavo.
Het voorwerk bestaat uit een titelpagina en een inhoudsopgave, getiteld ‘Inhoud der vertoogen’. Op de titelpagina en bovenaan iedere afzonderlijke aflevering is een roskam in een lauwerkrans afgebeeld. Het motto op de titelpagina van het gebundelde tijdschrift is van Vondel en luidt ‘De werelt is een speeltooneel; elk speelt zyn rol en krygt zyn deel’. Iedere aflevering heeft een eigen motto.

Boekhistorische gegevens
Titelpagina: ‘Gedrukt voor Rekening van de Redacteurs en te bekomen te Amsteldam, by Hendrik van Kesteren, Boekverkoper’.
De prijs is, blijkens een mededeling in het tijdschrift, 1 stuiver per aflevering (nr. 8, 22 april 1799). Over de oplagen en abonnementsvoorwaarden is niets bekend. Er verschenen geen advertenties in het blad.

Medewerkers
De Tooneelmatige Roskam verschijnt anoniem, maar wordt doorgaans op naam gesteld van de boekverkoper en schrijver Pieter Gerardus WITSEN GEYSBEEK (1774-1833). Sluitende bewijzen voor zijn auteurschap zijn er echter niet. Een problematisch gegeven is dat Witsen Geysbeek Duitse en Franse toneelspelen vertaalde, een praktijk die in De Tooneelmatige Roskam wordt verfoeid.
Het is mogelijk dat Witsen Geysbeek – indien hij inderdaad de hoofdschrijver was – door anderen werd bijgestaan. Op de titelpagina en in het tijdschrift zelf wordt namelijk consequent gesproken van meerdere redacteurs. In de openingsaflevering omschrijven de redacteurs zich als ‘vrijë, onafhanglyke, ronde Hollanders, Bataaven’, die geheel vrijwillig en belangeloos dit werk hebben ondernomen (nr. 1, 4 maart 1799).
In een latere aflevering (nr. 16, 17 juni 1799) worden zes mogelijke kandidaten voor het auteurschap van De Toneelmatige Roskam genoemd, zonder dat er uitsluitsel over hun daadwerkelijke betrokkenheid wordt geven. Doel van deze bijdrage is dan ook om verwarring onder de lezers te zaaien. Behalve Witsen Geysbeek vallen ook de namen van Abraham Louis BARBAZ (1770-1833), Johannes NOMSZ (1738-1803), Pieter PYPERS (1749-1805), Arend FOKKE SIMONSZ (1755-1812) en Cornelis LOOTS (1765-1834).

Bij alle kandidaten worden voor- en tegenargumenten opgesomd. Zowel Barbaz als Nomsz waren productieve toneelschrijvers en –critici die zich herhaaldelijk negatief hadden uitgelaten over de invloed van buitenlandse zang- en toneelspelen op het vaderlandse toneel. Pypers, auteur van de succesvolle opera Zemire en Amore (1784) was weliswaar een fervent voorstander van zangspelen, maar hij zou het blad uit nijdigheid kunnen hebben opgericht, omdat enkele recente opera’s van zijn hand niet op het repertoire van de Amsterdamse schouwburg werden gezet. Fokke Simonsz stond bekend om zijn satirische schrijfstijl. Zijn naam kon bovendien in verband gebracht worden met een lang vervolgverhaal in het tijdschrift, getiteld ‘Droom’. Deze bijdrage was ingezonden door een zekere Arend Helicon – een verwijzing naar de satirische droomvertelling De moderne Helicon (1792) van Fokke Simonsz. Het is echter onzeker of Fokke Simonsz werkelijk de auteur van het vervolgverhaal was; het zou even goed door een imitator van Fokke Simonsz geschreven kunnen zijn.
De minst waarschijnlijke kandidaat lijkt Loots te zijn, omdat zijn toneelstukken, waaronder enkele vertalingen van Kotzebue, sterk bekritiseerd werden in De Toneelmatige Roskam. Daar staat tegenover dat zijn naam in verband wordt gebracht met De Arke Noach’s (1799), een tijdschrift waarmee De Tooneelmatige Roskam sterk sympathiseerde.
Of het om een eenmans- of meermanstijdschrift blijft dus onduidelijk. Er zijn ook nog enkele ingezonden brieven die door fictieve personen worden ondertekend, namelijk Govert met de Bult, Medeschrijver Spotgraag en Joan Coenraad van der Plak. De laatste naam verwijst op spottende wijze naar de in het blad verfoeide schrijver en schoolmeester Jan Coenraad Meijer.

Inhoud
De Tooneelmatige Roskam was een satirisch toneeltijdschrift. Wekelijks hekelde de redactie het repertoire van de Amsterdamse schouwburg, met als doel om het nationale toneel op een hoger niveau te tillen. Er werd vooral kritiek geleverd op de dominantie van Duitse en Franse zang- en toneelspelen; met name Kotzebue en de vertalers van zijn werk moesten het ontgelden. De toon was vlijmscherp, spijkerhard en compromisloos.
In politiek opzicht nam het tijdschrift stelling tegen de steeds verder gaande invloed van de Fransen. De redactie vond dat de revolutiegeest te ver was doorgeslagen en keurde het feit dat de Amsterdamse schouwburg in 1798 een staatsinstelling was geworden af. De Tooneelmatige Roskam richtte haar pijlen met name op het schouwburgbestuur (bestaande uit W.F. Taalman Kip, R.C. van Goens, H. Ogelwight jr. en S. Wiselius) dat zich teveel door geldmotieven zou laten leiden in hun repertoirekeuze.
Minstens zo veel kritiek ging uit naar Jan Coenraad Meijer, de maker van een Nederlandse vertaling van Die Zauberflöte (1791) van Mozart. Volgens De Toneelmatige Roskam was dit het verwerpelijkste stuk dat ooit op het toneel vertoond was.
De Tooneelmatige Roskam ontwierp een ludiek reddingsplan om het nationale toneel te redden. Het stelde voor om belasting te gaan heffen op vertalingen en de vrije entreeplaatsen in de schouwburg en het geld ten goede te laten komen aan ‘eerste klaspoëten’.

Relatie tot andere periodieken
De Toneelmatige Roskam was op het moment van verschijnen het enige tijdschrift dat exclusief gewijd was aan toneel. De redactie beschouwde De Arke Noach’s als een geestverwant. Met regelmaat werd daarin, eveneens op spottende wijze, verslag gedaan van het Amsterdamse schouwburgrepertoire. Toen De Toneelmatige Roskam werd opgeheven, verwees de redactie haar lezers naar De Arke Noach’s, omdat dit blad hun belangen zou blijven behartigen.
De anticonstitutionele en anti-Franse houding van De Tooneelmatige Roskam werd sterk bekritiseerd in het Volksblad wegens het Bataafsch Bestuur (1799), dat speciaal opgericht was om meer bekendheid te geven aan overheidsbesluiten. De Toneelmatige Roskam weerlegde de kritische aantijgingen.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: OTM OK76-320.
¶ Full text

Literatuur
¶ L. Jensen, ‘“Ten strijde tegen het ‘Kotzebueïsmus”. De Tooneelmatige Roskam, in één- en-twintig geestige en satyrique vertoogen (1799)’, in: De Achttiende Eeuw 45 (2013), 1, p. 131-161
¶ L. Jensen, ‘Een mijnenveld vol explosieven. Kritiek in Nederlandse toneeltijdschriften rond 1800’, in: De Negentiende Eeuw 34 (2010).

Lotte Jensen