Utrechtsche Snapster (1740)

Titelbeschrijving
De Utrechtsche Snapster, Redenerende over verscheide, zo Wysgeerige, Critische, Politike, als Boertige en Ernstige Stoffen.
¶ Titel nrs. 4-5: De Utrechtsche Snapster, Redenerende over verscheide, zo Wysgeerige, Critische, Politike, als Boertige en Ernstige Stoffen, Gepast op de hedendaagsche voorvallen onzer bekende Wereld.

Periodiciteit
De oudst bekende aflevering is van 5 mei 1740 (nr. 2), de laatste van 19 mei 1740 (nr. 6). Het blad verscheen tweemaal per week, op maandag en donderdag (Leydse Courant 29 april 1740).

Bibliografische beschrijving
Iedere aflevering telt 4 pagina’s in kwarto.
Het titelblok bevat aan weerszijden van het vignet (een vliegende Mercurius) dag, datum en volgnummer. Daaronder staat de titel met daarna de tekst van de aflevering.

Bibliografische gegevens
Aan het slot ieder nr. staat een bekendmaking met betrekking tot de verkoopadressen:

te Dort by van Braam, Rotterdam Beman, Haarlem van Lee, Hage O. en P. van Thol, Amsterdam van Eyl, Weyers, en Esvelt, A. Bakker, J. Roman de jonge, Leyden A. van der Hoef, Middelburg Meerkamp, Gouda Staal, Delft Boitet, Utrecht Evelt, Groeninge Hajo Spandau, Leuwarde van Dessel, Harderwyk Brinkink, Alkmaar Hooiwerf, en in de verdere steden by de voornaamste Boekverkopers.

De Leydse Courant van 29 april 1740 noemt de Leidenaar J.A. Langerack (Langerak) in plaats van Van der Hoef.

Medewerkers
De bekendmaking aan het einde van de afleveringen is ondertekend metEmilia van der S***n’. Jensen (2001) vermoedt dat er achter deze vrouwennaam een mannelijke auteur schuilgaat, gezien de neerbuigende wijze waarop er over de vrouwelijke sekse wordt geschreven.
In werkelijkheid is de geboren Antwerpenaar Joseph CRISPEEL (1697-na 1756) de schrijver. Deze voormalige bordeelhouder heeft meerdere romans op zijn naam staan.

Inhoud
Een weinig geslaagde epigoon van Doedijns’ Haegse Mercurius (1697-1699).
Voor zover dit valt na te gaan heeft het blad, behalve dan de ondertekening door Emilia, weinig van doen met vrouwen. Ze worden zeker niet als geïntendeerde doelgroep aangesproken. Ook het Utrechtse karakter is niet duidelijk.
Van Dijk & Helmers (1991) vermoeden dat er passages zijn overgenomen uit andere tijdschriften. Dit hoeft echter niet het geval te zijn, want opmerkingen als ‘De Engelsche Nieuwspapieren hebben gezegd’ kunnen ook bedoeld zijn om in het algemeen informatiebronnen aan te duiden of om het waarheidsgehalte van een gepresenteerde anekdote of historie te benadrukken (zoals Doedijns ook altijd deed).
In de nrs. 4-5 wordt gesproken over een berispende reactie uit Rotterdam, geschreven door iemand die zich noemt ‘de Napraatster’.

Relatie tot andere periodieken
De Tatler (1709-1711) van Richard Steele stond in Nederland gedurende de hele achttiende eeuw model voor een reeks van zedekundige en zelfs opiniërende tijdschriften. Titels met woorden als de Snapper, Snapster, Babbelaar komen dan ook veelvuldig voor.

Exemplaren
STCN 304049077
¶ Full text nrs. 4-5

Literatuur
¶ Ton Jongenelen, ‘Joseph Crispeel, een kleine schrijver met een groot oeuvre?’, in Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 42 (2019), p. 93-108
¶ Lotte Jensen, ‘Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt.’ Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001,) p. 33
¶ Suzan van Dijk en Dini Helmers, Nederlandse vrouwentijdschriften in de achttiende eeuw?’, in: J.J. Kloek en W.W. Mijnhardt (red.), De productie, distributie en consumptie van cultuur. Balans & perspectief van de Nederlandse cultuurgeschiedenis (Amsterdam/Atlanta 1991), p. 71-88, aldaar p. 78.

Rietje van Vliet