Vaderlander (1775-1778)

Titelbeschrijving
De Vaderlander.

Periodiciteit
Het eerste aflevering (‘vertoog’) kwam uit op 2 januari 1775, het laatste op 28 december 1778 (nr. 209). De frequentie was wekelijks, steeds op maandag. Eén vertoog, nr. 184, verscheen op een dinsdag.
Voor nr. 1 werd geadverteerd in de Leydse Courant van 2 januari 1775. In de Maendelijke Uittreksels, of Boekzaal der Geleerde Waerelt van februari 1775 werd in de rubriek ‘Letternieuws’ melding gemaakt van het verschijnen van De Vaderlander. Er waren toen al 9 afleveringen verschenen.
De jaargangen werden in 4 delen uitgebracht in de periode 1776-1779. In totaal zijn er 209 afleveringen verschenen.

Bibliografische beschrijving
Iedere aflevering bevat 8 pagina’s in octavo, met doorlopende paginanummering. In het titelblok staan de titel, een titelvignet en een motto. Motto’s van buitenlandse schrijvers zijn vertaald, zonder vermelding van de bron. In enkele gevallen staat aan het eind van een vertoog een mededeling van huishoudelijke aard, bijvoorbeeld de vermelding van een drukfout in een eerder vertoog. Veel afleveringen hebben tevens een stoklijst ‘te bekomen’.
Elk deel heeft een inhoudsopgave.

Boekhistorische gegevens
De Vaderlander is gedrukt door de Erven van F. Houttuyn te Amsterdam, voor de prijs van 1½ stuiver per aflevering.

Medewerkers
De auteurs van De Vaderlander maakten gebruik van pseudoniemen als Gerrit Suburbanus, Batavus, Letitia Vrolijk of verscholen zich achter een initiaal. Maar in het nooit verschenen Das gelehrte Batavien, een door de Duitse advocaat Diederich Ulrich Heinemeyer alfabetisch geordende verzameling bio-bibliografische aantekeningen over honderden Nederlandstalige auteurs, bevindt zich een brief van Engelbertus Matthias ENGELBERTS (1731-1807), waarin hij zichzelf, Johannes Florentius MARTINET (1729-1795) en Ahasverus VAN DEN BERG (1733-1807) als hoofdauteurs opvoert van De Vaderlander. Van een vierde schrijver, die ‘in ’t begin eenige stukken in geleverd’ heeft, wil Heinemeyer de naam niet noemen, maar mogelijk was dat de Amsterdamse jurist en koopman Guillelmus TITSINGH (1733-1805) of de predikant Hendrik VAN DER BANK (1727-1802).

Engelberts was ten tijde van het verschijnen van De Vaderlander predikant te Hoorn. Hij was een actief en productief lid van verschillende verenigingen en genootschappen als de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, de Oeconomische Tak (later Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel), de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen en het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. Hij tekende, schilderde en was schrijver van verschillende boeken, zoals Verdediging van de eer der Hollandsche natie (1763) en Bespiegelingen over de vier getijden des jaars (1769). Ook leverde hij bijdragen aan de Algemene Vaderlandsche Letter-Oefeningen.
Van den Berg was, toen het eerste vertoog in De Vaderlander verscheen, predikant te Barneveld. In 1778 werd hij beroepen naar Arnhem. De laatste jaren van zijn leven maakte Van den Berg deel uit van een commissie die was ingesteld om een officiële gezangenbundel voor de hervormde kerk samen te stellen. Deze bundel verscheen in 1806: Evangelische gezangen, om nevens het boek der Psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde gemeenten gebruikt te worden.
De derde hoofdauteur, Martinet, was sedert 1775 predikant te Zutphen. In 1777 verscheen van zijn hand het eerste deel van het werk waarmee hij veel bekendheid zou vergaren: de Katechismus der natuur. Net als Engelberts waren ook Van den Berg en Martinet lid van genootschappen als de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, de Oeconomische Tak, het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen en de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. Het drietal was tevens commissaris van de Kweekschool voor de Zeevaart te Amsterdam.

Inhoud
De Vaderlander schreef voor mede-vaderlanders, die ‘geen edeler zucht kennen dan het welzijn van hun dierbaer Vaderland’ en hij zou dat doen door middel van ernstige lessen en vrolijke stukjes. Zijn doel was religieuze en zedelijke emancipatie van de lezer. Hij noemde zijn naam niet; hij opereerde volgens goed gebruik anoniem.

Aanvankelijk onderscheidde De Vaderlander zich qua beeld en inhoud niet van andere spectatoriale tijdschriften uit die tijd; in de loop van het derde deel (de vertogen die in 1777 zijn geschreven) kwam het zwaartepunt daarentegen steeds meer op de actualiteit te liggen.
In deel 4 was de economie van het land het centrale thema van De Vaderlander geworden, en dan in het bijzonder het falen van de economie: oorzaken en mogelijke oplossingen. De Vaderlander stelde zijn pen in dienst van de Oeconomische Tak, een beweging (voortgekomen uit de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen) die zich had voorgenomen oplossingen aan te dragen tot herstel van de in het slop verkerende vaderlandse economie. De redactie beschreef de activiteiten van deze beweging, gaf zelfs een verslag van de oprichtingsvergadering, signaleerde en besprak verhandelingen betreffende de economische problemen. Hierdoor kwam De Vaderlander ook steeds meer in politiek vaarwater.
In nr. 209 (28 december 1779) namen de schrijvers afscheid van de lezers, mede omdat ‘de drukker het van zijn belang oordeelt de deelen van den Vaderlander niet te zeer te vermenigvuldigen’.

Relatie tot andere periodieken
Chronologisch en inhoudelijk gezien was De Vaderlander de opvolger van spectatoriale tijdschriften als De Philosooph (1766-1769) en De Denker (1763-1775). Zonder deze spectators te noemen plaatste de redactie van De Vaderlander zich wel in hun gezelschap om in het laatste vertoog het stokje door te geven aan opvolgers als De Borger (1778-1780) en De Staatsman (1779-1784).

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 3166 E 1 [-4]
¶ Full text deel 1deel 2deel 3 en deel 4

Bronnen
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: Ltk 867 (Das gelehrte Batavien).
¶ Den Haag, Centraal Bureau voor Genealogie: dossier Engelberts.

Literatuur
Nederland’s patriciaat 74 (1990), p. 80
¶ F.J.H. Hochstenbach en C.F.F. Singeling, Heinemeyers bouwstoffen voor een biografisch lexikon (Leiden 1988)
¶ N.D.B. Habermehl, ‘Guillelmus Titsingh, een invloedrijk Amsterdams koopman uit de tweede helft van de achttiende eeuw (1733-1805)’, in: Amstelodamum 79 (1987), p. 81-124
¶ J. Barth, De Vaderlander (1776-1779). Een monografie van een spectator (Amsterdam 1985; ongepubliceerde doctoraalscriptie, Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam)
¶ B. Paasman, J.F. Martinet. Een Zutphens filosoof in de achttiende eeuw (Zutphen 1971)
¶ J. Bierens de Haan, Van Oeconomische Tak tot Nederlandsche Maatschappij voor Nijverheid en Handel 1777-1952 (Haarlem 1952)
NNBW deel 7, in voce.

Joeri Barth