Vaderlandsche Brieven, over de Nieuwe Constitutie (1795)

Titelbeschrijving
Vaderlandsche Brieven, over de Nieuwe Constitutie, voor het Eerste Jaar der Bataafsche Vrijheid.

Periodiciteit
De brief die in nr. 1 is afgedrukt, is gedagtekend 15 februari 1795. Saakes noemt deze eerste aflevering van dit maandags weekblad in zijn Naamlijst van februari 1795 (p. 115). Het is twijfelachtig of er meer afleveringen zijn verschenen.

Bibliografische beschrijving
Het blad telt doorgenummerde 16 pagina’s in octavo, inclusief de vier pagina’s met de titelpagina en het voorbericht. Het titelblok van de eigenlijke afleverig bevat slechts de verkorte titel.
De ‘verzaamelaar’ meldt in het voorbericht hoe hij de samenstelling van het blad voor zich ziet:

dat de vervolgbladen geen ander teken zullen hebben, dan de signatuur en folio, dus begind het tweede blad met pag. 17 en Letter B. – en zoo vervolgens alle bladen, die des Maandags geregeld zullen volgen; en met de 26 bladen, zal ieder deel geslooten worden, met een Register, en dus zal men niet kunnen ontdekken, dat het Werk uit Weekbladen is saamgesteld.

Boekhistorische gegevens
Het impressum op de titelpagina meldt: ‘Te Amsteldam, bij J. Hazeu, Cornelisz. Boekverkoper op den Nieuwendijk, bij de Dam’.
De prijs voor nr. 1 bedroeg volgens Saakes 2 stuivers.

Medewerkers
In het voorbericht nodigt de verzamelaar belangstellenden uit om ‘stukken, bedenkingen, aanmerkingen op het geen men daaglijks ziet gebeuren’ toe te sturen: ‘ik zal zelve trachten, die geene, welke een zwaarigheid in een of andere gebeurtenis zien, tot voorlichting te strekken, in de beändwoordingen, die zomtijds van mij mogten gevraagd worden’.
Voor het toekomende zijn al een paar brieven voorhanden ‘over de drie bekende woorden, Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap’.
Kandidaten zullen ook actief worden benaderd. De stukken moeten vrachtvrij naar de uitgever worden toegezonden; inzenders krijgen gratis een of twee auteursexemplaren van het deel waarin de bijdrage is opgenomen.

Inhoud
De hoofdtekst bestaat uit twee brieven: ‘Brief van een Rotterdamsch Burger aan zijn Vriend te Amsteldam, over het Removeeren van eenige Gereformeerde Predikanten’ en het antwoord daarop (15 februari 1795) van een Amsterdammer. Deze laatste analyseert de verklaring (13 februari) van de Provisionele representanten van Amsterdam daarover, waarin de nadruk gelegd wordt op ‘edelmoedige vergiffenis’ voor die orangistische predikanten die in 1787 de plaats hebben ingenomen van verjaagde collega’s.
De briefschrijver is het daar geheel mee eens, maar meent dat de verjaagden moeten kunnen terugkeren op hun posities. Ook vindt hij dat de ‘bezetters’ beter kunnen verplaatst worden naar de vele vacatures, die in en na 1787 zijn ontstaan. Hij heeft bijzondere aandacht voor de positie van katholieke priesters in het politieke mijnenveld van de afgelopen jaren.
De tekst besluit met een gedicht door Batavus: ‘Gedachten bij de eerste planting van Amstels vrijheids-boom’.

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: PFLT 22490 (nr. 1)
Full text

Rietje van Vliet