Vaderlandsche Staatsbeschouwers (1784-1792)

Titelbeschrijving
De Vaderlandsche Staatsbeschouwers, overweegende alles wat ’er binnen en buiten het Vaderland omgaat, en tot deszelfs belang betrekking heeft.

Periodiciteit
De afleveringen (‘stukjes’) zijn niet gedateerd en dragen slechts de verkorte titel. De verschijningsdata zijn te reconstrueren op basis van de staatsstukken die met datum zijn afgedrukt.
De advertentie die de firma Luzac & Comp. in de Leydse Courant van 19 december 1791 plaatste, meldt dat de nummers 17 en 18 (uit deel 3) zojuist verschenen zijn en dat de ‘Nommers 23 en 24, waar mede het Werk Compleet zal zyn, in ’t kort zullen volgen’. De datum van deze advertentie doet vermoeden dat de afleveringen van deel 4 in 1792 van de pers kwamen. Dit blijkt te meer uit de excuses waarmee aflevering 22 opent:

Duid het ons niet ten kwaade, Lezer, dat wy niet spoediger zyn voorgegaan met onze Beschouwingen. Wyt het niet aan ons, maar aan de Grondwettige Herstellers, die, zedert eenige jaaren, de Vaderlandsche werkzaamheid gaande gemaakt en bezig gehouden hebben. (deel 4, p. 288)

Saakes neemt de afleveringen 17 en 18 op in zijn Naamlijst met pas verschenen boeken van februari 1792 (Saakes deel 1, p. 193) en 19 t/m 24 in april 1793 (Saakes deel 1, p. 193).

Bibliografische beschrijving
Het blad is gedrukt in octavoformaat. Ieder deel omvat zes stukjes die tezamen een omvang hebben van gemiddeld 650 pagina’s. Er zijn vier delen. De stukjes dragen twee nummeringen: per deel en doorlopend voor de totale reeks.
Blijkens het voorbericht in het eerste deel is het de bedoeling om twaalf afleveringen per jaar te doen uitkomen (wat niet geheel is gelukt), die te koop zijn voor 9 stuivers per stuk. In de fondslijst van Luzac, achterin Adriaan Kluits Souvereiniteit der Staaten van Holland (1785), wordt deze winkelprijs nog eens bevestigd. De vier delen tezamen kosten volgens Saakes ƒ 12:12:0.
Op de titelpagina van ieder deel staat als motto vermeld: ‘Difficile est autem ea, quae commodis, utilitate, & / propre natura diversa sunt, voluntate conjungere’ (Cicero, Epistolarum ad Quintum Fratrem I, XII, 35).
De delen hebben elk een register op behandelde onderwerpen en een op afgedrukte authentieke stukken. Deel 4 heeft een nog extra, overkoepelende index: ‘Aanwyzing der voornaamste zaaken, over welken in de Staatsbeschouwingen gehandeld word’.

Boekhistorische gegevens
De afleveringen zelf hebben geen impressum of colofon. De naam van de uitgever wordt nergens expliciet vermeld, ook niet op de titelpagina van de delen. Desondanks is bekend dat de Vaderlandsche Staatsbeschouwers het werk is van de Leidse compagnie van Elie Luzac en Jan-Hendrik van Damme. Dit blijkt onder meer uit het feit dat het werk inclusief kopijrecht wordt aangeboden in de veilingcatalogus (1801) die na het overlijden van Luzac is opgemaakt.
Vermoedelijk om de schijn op te houden dat Luzac er als auteur geen directe bemoeienis mee had, staat de compagnie slechts vermeld als verkoopadres, te midden van een aantal andere boekverkopers: Abraham Groenewolt (Groningen); Simon & François Clement (Zwolle); Thomas van Os, Jan Abraham Bouvink (’s-Gravenhage); Charles Richard Hake (Rotterdam); Luzac & Van Damme (Leiden); Henri van Bulderen (Zutphen).
Het Bericht van intekening voor De Vaderlandsche Staatsbeschouwers noemt veel meer boekverkopers.

Medewerkers
Elie LUZAC (1721-1796) is volgens zijn eerste biograaf H.C. Cras de auteur van de Vaderlandsche Staatsbeschouwers. De advocaat en allround boekverkoper Luzac gold dankzij zijn rechtsfilosofische publicaties en deelname aan het publieke debat over de staatsrechtelijke positie van Oranje in de Republiek min of meer als de partijideoloog van de orangisten.
In het voorbericht doet Luzac het voorkomen dat hij namens een gezelschap spreekt:

Wy hebben, te weeten ik en eenige myner goede Vrienden, een Gezelschap gemaakt, van welk het voornaamste oogmerk is, ons wegens den staat en de belangen van ’t Vaderland te onderhouden.

De leden van dit Genootschap ter bevordering van ’s Lands Welvaaren vinden ‘dat de Vryheid door de orde ondersteund moet worden’ en dus heeft het een voorzitter, een secretaris en zelfs ‘eenige voorwaarden, op welken ons Gezelschap gemaakt, en onze byeenkomsten geregeld zyn’ (deel 1, p. 3-4).
Meer informatie over de leden van het vriendenclubje geeft Luzac niet prijs. Wel roept hij belangstellenden op om ‘Vertoogen, Brieven, Bedenkingen, Aanmerkingen’ anoniem of met naam en toenaam in te sturen naar Maarten Scriverius te Zwammerdam (deel 1, p. 6, 10). Deze naam is een allusie op Martinus Scriblerus, de zwammende held uit de satirische Memoirs of Martinus Scriblerus (1714).
Een van de inzenders was de schrijver van het essay ‘De Noodwendigheid der Stadhouderlyke Regeering’ (deel 2, p. 111 e.v.). Gezien de lof die de anonieme schrijver de rechtsgeleerden Emer de Vattel en Jacob-Nicolas Moreau toezwaait – beiden uitermate favoriet bij Luzac – moet het essay aan Luzac zelf worden toegeschreven. Ook de vele verwijzingen naar zijn Hollands Rijkdom (1780-1783) en de overeenkomsten met zijn overige geschriften, wijzen in deze richting.
De stijl van de Vaderlandsche Staatsbeschouwers en de gekozen thematiek bevestigen dat Luzac de enige auteur was van dit tijdschrift.

Inhoud
Luzac stelt zich met het tijdschrift ten doel zijn landgenoten ‘te brengen tot verlichting en onderrichting […] wegens de beweegingen, de inzichten, en de gevolgen der Landverderffelyke beroerte’ (deel 4, p. 377).
In het voorwoord van de Vaderlandsche Staatsbeschouwers wordt de titel toegelicht:

alzoo wy onze Redenwisselingen, Verhandelingen en Vertoogen niet hooger stellen dan Beschouwingen, en aan ieder een overlaaten, om ’er zodaanigen prys op te stellen, als hy dezelven zal waardig schatten.

De gezelschapsleden worden gedreven door vaderlandsliefde en zullen hun lezers trakteren op onbevooroordeelde en onpartijdige beschouwingen, zonder scheldpartijen (deel 1, p. 7). Later tekent Luzac op

dat alle Leden van Ons gezelschap Prinsgezind zyn, of Stadhoudersgezind, maar ook te gelyk Staatsgezind; en wel in de eerste plaats Staatsgezind, om dat de Staaten de Souvereintiteit […] bezitten: vervolgens, in de tweede plaats, Stadhoudersgezinden; om dat de Heer Stadhouder is het Eminent Hoofd van den Staat. (deel 2, p. 317)

Luzac debiteert zijn opinies doorgaans vanuit het standpunt van het genootschap namens welke hij schrijft. Soms laat hij zien hoe discussies zijn verlopen, zoals in aflevering 18 over de vraag ‘waar uit spruit de verlegenheid om contanten, in welke de O.I. Compagnie zich bevind?’ (deel 3, p. 525-588).
Ingezonden brieven komen nauwelijks voor. Opmerkelijk echter is de satirische brief van ene Ernestus Spotterus over zijn droom, waarin deze Jean Luzac ontmoet, de courantier van de Gazette de Leyde (deel 1, p. 532 e.v.). In het tijdschrift zijn voorts massa’s charters, resoluties, missiven, memories, staatkundige correspondentie en andere staatsstukken – kenmerkend voor geschriften van Luzac – integraal opgenomen. Zo volgt er na de discussie over de VOC de integrale tekst van de Consideratien van een hoofdparticipant der generaal Nederlandsche Oostindische Compagnie (1791), geschreven door de Amsterdamse koopman Guillelmus Titsingh (deel 3, p. 588-691). De vele authentieke stukken in de Staatsbeschouwers dienen om de argumenten in discussies met patriotse tegenstanders kracht bij te zetten, maar hun prominente aanwezigheid in het blad komt de leesbaarheid niet ten goede.
Onderwerpen zijn verder: vrijcorpsen, het ontslag van de hertog van Brunswijk, drukpersvrijheid, de strafvoltrekking van de Leidse bakker Trago, de staatsrechtelijke positie van de stadhouder, de Grondwettige herstelling van Nederlands staatswezen, de Concept-instructie voor den Stadhouder of Gouverneur van Holland en West-Vriesland en de Amsterdamse wisselbank.

Relatie met andere periodieken
De Vaderlandsche Staatsbeschouwers kunnen gezien worden als een vervolg op Reinier Vryaarts Openhartige Brieven, eveneens geschreven door Elie Luzac. De relatie tussen beide bladen blijkt uit de discussie die Luzac in de Staatsbeschouwers aangaat met critici van zijn nom de plume, Reinier Vryaart (deel 1, p. 420 e.v.). Naar de Openhartige Brieven wordt veelvuldig teruggegrepen.
Als voorbeeld diende The Freeholder (1715-1716), het tijdschrift waarmee Joseph Addison ‘de dwaasheid, de ydelheid, en de onrechtvaardigheid van dien opstand [tegen Willem III] meesterlyk zynen Landgenooten voor oogen hield’. Addison was ermee gestopt, aldus Luzac in de voorlaatste Vaderlandsche Staatsbeschouwer, ‘toen die opstand, en de beroerte daaruit ontstaan, gestilt en het Ryk van Groot Brittanje tot kalmte gebragt was’ (deel 4, p. 377). De situatie in de Republiek was net zo, concludeerde Luzac en dus kondigde hij met een vertaling uit de Freeholder het einde van zijn Staatsbeschouwers aan.

In de Vaderlandsche Staatsbeschouwers wordt regelmatig kritiek geuit op berichten in patriotse tijdschriften als de Politieke Praatvaar, de Politieke Nalezer en de Post voor de Boeren (waarbij vooral de Leidse uitgever Koenig het moet ontgelden), de Courier van Europa, de Post van den Neder-Rhijn, de Hardloper van Staat, de Batavier en Iets Gewigtigs voor Leyden.
Met Hendrik Calkoen, de schrijver van de Amsterdamsche Brieven, worden verschillende keren de pennen gekruist (mede naar aanleiding van diens kritiek op de Vaderlandsche Brieven). De Vredebazuin kan bij herhaling wel de goedkeuring van Luzac wegdragen.
Ook courantiers liggen onder vuur, zoals die van de Gazette de Leyde en de Leydse Courant. Over de Haarlemse courantier schrijft Luzac: ‘Men kan zyn Courant vergelyken by een Clavercimbaal op een Concert. Naar dat zyn a klinkt, worden de verdere speeltuigen gesteld’ (deel 4, p. 95). Verder staan er in het laatste deel pagina’s lange citaten afgedrukt uit de Vaderlandsche Courant uit Buiksloot, waaraan Luzac talloze voetnoten met commentaar heeft toegevoegd.

Exemplaar
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 1016 E 7-10
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: KVB PPA 612:6 (prospectus)
¶ Full text deel 1deel 2deel 3 en deel 4

Bronnen
¶ H.C. Cras, Beredeneerd verslag omtrent de geschriften van den heer Mr. Elias Luzac, in zijn leven advocaat te Leyden (10-8-1810). Nationaal Archief, toegangsnr. 2.21.004.15, collectie 015 J.M. Kemper (Cras) 1631-1847.

Literatuur
¶ R. van Vliet, Elie Luzac (1721-1796). Boekverkoper van de Verlichting (Nijmegen 2005)
¶ W.R.E. Velema, Enlightenment and conservatism in the Dutch Republic (Assen/Maastricht 1993).

Rietje van Vliet