Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie-Societeit (1782-1793)

Titelbeschrijving
Verhandelingen van de Natuur- en Geneeskundige Correspondentie-Societeit, in de Vereenigde Nederlanden, opgericht in ’s Hage. Behelzende de weêrkundige waarneemingen van het jaar 1779. i. [enz.] Deels i. [enz.] Afdeeling.

Periodiciteit
Anders dan de verhandelingen van de meeste geleerdengenootschappen kwamen de Verhandelingen van de Correspondentie Sociëteit in beginsel frequenter dan één maal per jaar uit. Ook het aantal auteurs dat eraan meewerkte, was vele malen groter dan bij de traditionele genootschapsverhandelingen het geval was.
De vier delen bestaan uit een of meer afleveringen (‘Afdeelingen’) die op de titelpagina als volgt zijn gedateerd: deel 1-1 (1783), 1-2a (1783), 1-2b (1783) en 1-3 (1783); deel 2-1 (1785) en 2-2 (1789); deel 3 (1782); deel 4 (1793). De jaartallen maken zichtbaar dat er van een regelmatige frequentie geen sprake was.
Door geldgebrek en omdat de kopij zeer onregelmatig binnenkwam, besloot de directie van de Correspondentie Sociëteit het werk niet meer voort te zetten (deel 4, ‘Voorbericht’, d.d. 1 september 1793).

Bibliografische beschrijving
In octavo. De titelpagina’s hebben een titelvignet waarop zijn afgebeeld Esculapius en Ptolomeus, die elkaar de hand reiken. Rondom hen bevinden zich een slangenstaf en verschillende meteorologische instrumenten. Op de achtergrond is het wapen van Den Haag. Onder het vignet staat de zinspreuk ‘Mutua praestant Officia’ (vert. Zij bieden elkaar wederzijdse hulp).

Boekhistorische gegevens
Volgens de titelpagina’s zijn de delen gedrukt en uitgegeven te ’s-Gravenhage door Jan Abraham Bouvink (deel 1), Leonardus Rosmuller (deel 2), Arie van Hoogstraten (deel 3 en 4).
Het is niet duidelijk waarom eerst Bouvink en later Rosmuller vervangen werd, noch waarom Rosmuller in staat gesteld werd om met naam en toenaam in 1786 en 1789 een herdruk van deel 3 op de markt te brengen. De enige verklaring is dat Rosmuller in deze jaren het eerste respectievelijk tweede ‘stuk’ van deel 3 uitbracht, en Hoogstraten dit nadrukte met op de titelpagina abusievelijk 1782.
Voor actieve correspondenten waren de Verhandelingen gratis.
In Saakes’ Naamlijst van mei 1794 is sprake van een voordeelactie: de 4 delen zijn afgeprijsd van ƒ 30 naar ƒ 18 (p. 38).
Deel 3 is in twee ‘stukken’ opnieuw uitgebracht door Rosmuller in 1786 en 1789. In 1794 verscheen zonder impressum een herdruk van deel 1-1.

Medewerkers
De Correspondentie Sociëteit was een netwerkorganisatie, met in de eerste drie jaar zo’n 500 actieve waarnemers uit alle provincies. De organisatie werd in 1779 opgericht nadat bij een door de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen bekroonde epidemiologische prijsverhandeling – over de relatie tussen volksziektes en weers- en bodemomstandigheden – gebleken was hoezeer de medische wetenschap gebaat was bij meteorologische gegevens die uit het hele land werden toegestuurd. Alleen door empirisch onderzoek konden het natuurlijke milieu en de morbiditeit met elkaar in verband worden gebracht en kon er een gefundeerd gezondheidsbeleid worden gevoerd.
De initiatiefnemers van de Correspondentie Sociëteit waren oud-burgemeester van Den Haag, Johan DIERQUENS  († 1780); Johan Pieter VAN DER HAER (1733-1795), secretaris van Den Haag; Abraham PERRENOT (1726-1784), raad der stadhouderlijke domeinen; Antoine Philemon ECKHARDT (1740-1810), baljuw en dijkgraaf van de Klundert; Philippe VAN SWINDEN, advocaat van het Hof van Holland; en de artsen Dominicus HUYBERS (1720-1795), Tieleman TAMé (1730-1800), Iman Jacob VAN DEN BOSCH (1731-1788) en Jacobus D’ESTANDAU. Zij vormden het bestuur: Dierquens als voorzitter, Van Swinden als penningmeester en Van den Bosch als secretaris. De laatste werd na zijn dood opgevolgd door Antoine LAURILLARD DIT FALLOT (1749-1813), stadsdokter van Den Haag.
De bestuursleden hoopten op steun van de Hollandsche Maatschappij om onder meer een blad te kunnen financieren, maar dit viel tegen. Zij kregen wel gehoor bij de stadhouder, de hertog van Brunswijk en ‘andere Heeren van de Regeeringe en respective Provincien’ (voor een overzicht, zie deel 1-3). Ook in de Middelburgse regent Johan Adriaen van der Perre (1738-1790), zelf fanatiek wetenschapsbeoefenaar en geldschieter van lokale geleerdengenootschappen, vonden zij een belangrijk beschermheer. Door de politieke verwikkelingen en vooral ook na het overlijden van Van der Perre, toen de Middelburgse geldkraan werd dichtgedraaid, kwam de Correspondentie Sociëteit in de problemen.
De zoon van één van de bestuursleden, de wis- en natuurkundige Jan Hendrik van SWINDEN (1746-1823), hoogleraar te Franeker, was aanvankelijk de drijvende kracht achter de Correspondentie Sociëteit. Mede door zijn inbreng had ze grote invloed op de introductie van het modernste instrumentarium in de Republiek: de nieuwste thermometers, hygrometers, eudiometers, atmosferische elektrometers. Namen van correspondenten wier namen in dit verband geregeld in de Verhandelingen opduiken, zijn Boudewijn TIEBOEL (1758-1814), apotheker te Groningen; Jan Rudolf DEIMAN (1743-1808), arts en scheikundige te Amsterdam; Jacob VAN BREDA (1743-1818), arts en weerkundige te Delft; Johannes Christiaan MOHR (1747-1787), boekhouder en bonthandelaar te Amsterdam; luitenant Rutgerus HOLL (1747-1814), gelegerd te Breda, Zutphen en later te Maastricht; en de hiervoor reeds genoemde Van der Perre (zie verder Zuidervaart, p. 65-66).
De analyse van de enorme hoeveelheid meteorologische gegevens was tot eind 1782 in handen van de jurist Simeon Pieter van Swinden (1755-1835). Gerrit van der Weyde, officier te Den Haag nam het daarna van hem over. Hij zou zich ontwikkelen tot een van de productiefste schrijvers van de Verhandelingen, maar moest na de wetsverzetting van de Pruisen in 1787 het veld ruimen (hij vertrok in 1787 naar Riga).

Inhoud
Het belang van de Verhandelingen moet vooral gevonden worden in de enorme hoeveelheid weerkundige gegevens: van de bijna 5000 pagina’s drukwerk is ongeveer een derde gereserveerd voor meteorologische observaties. Het blad getuigt bovendien van de eerste poging in Nederland om een groot opgezet wetenschappelijk onderzoek uit te voeren. De correspondenten (Van Swinden vooral) zoeken echter nog naar een verantwoorde gestandaardiseerde methodologie om empirisch onderzoek te doen.
Verder kunnen de Verhandelingen gezien worden als het eerste epidemiologische tijdschrift in Nederland.
In het voorwerk van deel 1-1, waarin het programma van de Correspondentie Sociëteit uiteengezet wordt, wordt de correspondenten behalve om een kleine contributie (2 ducaten) ook gevraagd om geboorte- en sterflijsten, meteorologische waarnemingen en geneeskundige casuïstische observaties. Er is sprake van een instructie, volgens welke de correspondenten hun observaties moesten verrichten, en een format (blanco tabellen) waarin zij hun bevindingen moesten optekenen.
Deel 1-3 bevat onder meer, met eigen titelpagina, de ‘Wetten van de natuur- en geneeskundige correspondentie-societeit’ en de ‘Naamlijst van de natuur- en geneeskundige correspondentie-societeit’. In deel 3 bevindt zich een ‘Bladwijzer der voornaamste zaaken in de geneeskundige Verhandelingen’; deel 4 wordt afgesloten met een alfabetisch register over dat deel.
De resultaten van alle genees- en weerkundige waarnemingen werden in de Verhandelingen opgenomen. Deel 1-2a en 1-2b bevatten voornamelijk waarnemingen over luchtgesteldheden en ziektes over 1779. Deel 2-1 heeft betrekking op 1780 en 1781; deel 2-2 gaat opnieuw over 1780. Deel 3 bevat waarnemingen over 1781 en deel 4 over 1782-1790.
Het lijkt erop dat de directie omkwam in de enorme hoeveelheid gegevens, want in de praktijk blijkt het materiaal slechts nu en dan geanalyseerd te worden. Het elan, dat zo tekenend was voor de oprichters, verdween dan ook snel. Reeds in deel 2-1 klaagden de directeuren bij monde van Van den Bosch, gedagtekend 29 september 1785, over het uitblijven van waarnemingen en over gebrek ‘aan genoegzaame Penningen’. In deel 2-2 was de klacht opnieuw te horen, op 20 april 1789 opgetekend door Antoine Laurillard; deze memoreerde tevens dat nu ook de dood van Van den Bosch voor vertraging had gezorgd. In deel 3-2 zou hij, inmiddels opvolger van Van den Bosch, de correspondenten oproepen vaart te maken met hun waarnemingen, opdat de Verhandelingen naar behoren zouden worden samengesteld. Maar in het Voorbericht van deel 4 berichtte de directie dat na dit deel de uitgave gestaakt zou worden.
In hetzelfde Voorbericht zette de directie echter ook de plannen uiteen voor een goedkoper opgezet vervolg op de Verhandelingen, met daarin waarnemingen over alleen epidemische ziekten uit 1791-1792.

Relatie tot andere periodieken
De Verhandelingen werden voortgezet als Verhandeling [sic] omtrend de Weersgesteldheid en Ziekten der Vereenigde Nederlanden (1794-1795), wederom uitgegeven door Van Hoogstraten.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 609 E 12-20
¶ Utrecht, Universiteitsbibliotheek: O oct 342 (met eerste druk deel 3)
¶ Full text deel 1-1 (2e druk)deel 1-2deel 1-3deel 2deel 3deel 4

Literatuur
¶ H.J. Zuidervaart, ‘An eighteenth-century medical-meteorological society in the Netherlands: an investigation of early organization, instrumentation and quantification’, in: British Journal for the History of Science 38 (2005) p. 379-410 en 39 (2006) p. 49-66
¶ H.A.M. Snelders, ‘Geschiedenis der geneeskunde. De natuur- en scheikundige wetenschappen in de medische tijdschriften’, in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 125 (1981), p. 668-673.

Rietje van Vliet