Verhandelingen van het genootschap Occîdit, qui non servat (1797-1799)

Titelbeschrijving
Verhandelingen van het genootschap Ter bevoordering der Genees- en Heel-kunde opgeregt tot Antwerpen onder de Zin-spreuk Occîdit, qui non servat.

Periodiciteit
Er verschenen drie delen met op de titelpagina’s de Franse jaren VI (1797-1798), VII (1798-1799) en VIII (1799-1800).

Bibliografische beschrijving
Octavo-formaat, elke jaargang zo’n 250 blz.

Boekhistorische gegevens
Gedrukt te Antwerpen bij Jacob Simon Schoesetters (1749-1822).
Holtrop (1843) vermeldt dat er ook een editie verscheen te Dordrecht bij Blussé (2 delen?), maar waarschijnlijk betreft het gewoon een verdeelpunt van de Antwerpse editie, zoals duidelijk wordt bij nazicht van de Naamlijst van Saakes.

Medewerkers
Het Genootschap ter Bevoordering van Genees- en Heel-kunde werd opgericht op 6 oktober 1796 onder voorzitterschap van dokter Leroy, met A.B. Beerenbroek als secretaris. Pierre Etienne Kok hield bij de oprichting van het genootschap een redevoering.
Naast residerende leden had het Genootschap een behoorlijk aantal corresponderende buitenlandse leden, vooral Franse artsen (Berthollet, Dubois, Pinel, Portal, Sabbattier, Thouret, …).
De inleiding van deel 1 vermeldt ook dat er leden waren in Duitsland, Rusland, Zweden, Denemarken, Italië en Nederland, maar op de lijst van corresponderende leden staan, naast leden uit de Zuidelijke Nederlanden, toch vooral namen uit Frankrijk en Nederland (deel 1, p. xxi en volgende; ook in de delen 2 en 3 staan lijsten van binnen- en buitenlandse leden; in deel 2, p. xv en volgende, een lijst van ereleden: vooraanstaande burgers van Antwerpen). 
Opvallend is dat de ingezonden artikels niet alleen geschreven werden door (universitair geschoolde) artsen, maar ook door heelmeesters. Ook het bestuur van de vereniging bestond uit dokters en heelmeesters.

Inhoud
Zoals de titel zegt gaat het om genees- en heelkundige bijdragen. De geneeskunde werd een belangrijke morele plicht toegekend; er waren dan ook een aantal polemische artikelen over de maatschappelijke rol van artsen. Dit verklaart de zinspreuk ‘Occîdit, qui non servat’: ‘Die de Mensch niet behoed voor de dood, wanneer hy kan, is een moordenaar’ (p. vi).
De geheimhouding van nieuwe ontdekkingen werd gelaakt en er werd gepleit voor een interdisciplinaire aanpak. De combinatie van genees- en heelkunde, en de zinspreuk ‘Occîdit qui non servat’ zijn sprekende voorbeelden van deze principes.
De artikelen zijn steevast in het Nederlands gesteld, tijdens de Franse bezetting een daad van verzet. Ter verantwoording wordt verwezen naar geleerde gezelschappen in de Republiek als het Bataafs Genootschap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte, die ook het Nederlands gebruiken.

Relaties tot andere periodieken
Het Genootschap (en dus ook de Verhandelingen) ging in 1799 stilzwijgend op in de Société d’Emulation die door de Franse prefect d’Herbouville was opgericht. Ook die vereniging bracht een jaarboek uit, al bleef het bij één enkele aflevering: Actes et mémoires de la Société d’Emulation d’Anvers (1801). Na de terugkeer van d’Herbouville naar Frankrijk ging ook de Société d’Emulation ten onder. De geneeskundigen verenigden zich opnieuw in een Société Médico-Latine, die het nog zes jaar uitzong – ditmaal met het Latijn als officiële voertaal, maar zonder publicaties.

Exemplaren
Exemplaren zijn te vinden in de meeste grote wetenschappelijke bibliotheken. De exemplaren van de Universiteit Gent werden door Google gedigitaliseerd: deel 1, deel 2 en deel 3.

Bibliografie
¶ R. Schepers, De opkomst van het medische beroep in België. De evolutie van de wetgeving en de beroepsorganisaties in de 19de eeuw (Amsterdam 1989)
¶ Henry L.V. De Groote, Vijftig jaar boekdrukkunst te Antwerpen 1764-1814 (Antwerpen 1961)
¶ C. Broeckx, Histoire du collegium medicum Antverpiense (Antwerpen 1858)
¶ L.S.A. Holtrop, Bibliotheca medico-chirurgica et pharmaceutico-chemica (Hagae-Comitis 1843).

Steven Van Impe