Verzameling van Brieven (1804)

Titelbeschrijving
Verzameling van Brieven, gewisseld tusschen Valerius Poplicola, te Amsterdam, en Caius Manlius, te Utrecht.

Periodiciteit
Er zijn tussen 6 juli en 17 augustus 1804 totaal drie afleveringen verschenen met elk twee brieven: een van Valerius Poplicola (naar het republikeins idool Publius Valerius Poplica, vriend van het volk) en een reactie van Caius Manlius (naar Gnaeus Manlius, Romeins veldheer die de decadente verwording van de Romeinse Republiek bestreed). Zie ook de advertenties voor de nrs. 2 en 3 in de Oprechte Haarlemse Courant van 11 en 25 augustus 1804.

Bibliografische beschrijving
Groot octavo. De eerste aflevering telt 32 bladzijden, de tweede 22 en de derde 23. Elk nummer wordt opnieuw gepagineerd.

Boekhistorische gegevens
‘Te Haarlem, bij J. de Graaf’. De drie afleveringen kostten volgens Saakes’ Naamlijst (1804, p. 62) 0:16.

Medewerkers
De politiek activiste en publiciste Maria Aletta HULSHOFF (1781-1846) stelde in mei 1804 de advocaat en literator Samuel Iperuszoon WISELIUS (1769-1845) voor, radicaal-democratische denkbeelden in een politiek geschrift uiteen te zetten, dat geschrift onder haar naam uit te geven om hem en de drukker buiten schot te houden.
Wiselius was namelijk lid van het Amsterdamse Comité Revolutionair dat de omwenteling van 1795 mede voorbereidde en werd later in dat jaar voorzitter van de vergadering van de Provisionele Representanten van het volk van Holland. In 1796 werd hij lid van het Comité tot de zaken van de Oost-Indische handel en bezittingen (na 1800: Raad der Aziatische bezittingen en etablissementen). Tot zijn teleurstelling werd hij in 1804 niet opnieuw benoemd in de gereorganiseerde raad, zij het niet op grond van zijn functioneren. De nieuwe raad verving de felle patriotten van weleer, zoals Wiselius, door politiek meer gematigde figuren. Dit zou een reden kunnen zijn dat hij meeschreef, maar over de vraag of hij Hulshoffs aanbod aannam zijn de meningen verdeeld. Joor (p. 487-488) weet echter aannemelijk te maken dat Wiselius op haar voorstel inging.
De autoriteiten kwamen Hulshoff spoedig op het spoor. Tijdens haar verhoor in september 1804 nam zij, zonder verder namen te noemen, de volledige verantwoordelijkheid voor de redactie en uitgave van de Verzameling van Brieven op zich. Justitie achtte de 23-jarige vrouw echter het slachtoffer van een complot en vermoedde ‘andere intriganten achter het scherm’ (Joor, 487). De zaak werd daarna geseponeerd.
Ook door andere publicaties belandde Hulshoff in de gevangenis. In 1809 verwisselde zij in een Amsterdamse cel van kleding met de naaister van haar moeder, waarna Wiselius, vermomd als knecht, haar heimelijk naar Rotterdam bracht. Vandaar vluchtte zij naar Engeland. Omstreeks 1810 ging het gerucht dat zij de Noordzee wilde oversteken om een aanslag op keizer Napoleon te plegen tijdens diens bezoek aan de inmiddels bij Frankrijk ingelijfde Hollandse departementen. Harde bewijzen ontbreken, zodat het gerucht niet meer dan een mystificatie lijkt.

Inhoud
Het duo schrijvers Poplicola en Manlius neemt het stokje over van de ‘Volksvrienden’ en republikeinen Justus Plebeius en Decius Batavus, die in hun Belangrijke Brieven (1804) ook al forse kritiek leverden op de nieuwe Aziatische Raad. Plebeius zou zelfs willen emigreren. Poplicola en Manlius verwachtten nu – in 1804 – een exodus uit de Bataafse Republiek, waardoor alleen ‘Regenten en Amptenaars’ zouden achterblijven.
In een anti-orangistische toonzetting – ‘Broederschap met Oranje! welke spoorlooze verwachting!’ – schetst Poplicola hoe de droom van 1795 in een nachtmerrie lijkt te veranderen: zal Oranje terugkeren? Beider bloed kookt bij de gedachte alleen al. Hij wekt de patriotten op de revolutie van 1795 krachtig voort te zetten door zich ervoor hard te maken dat slechts moedige, verstandige en beproefde vaderlanders tot kiezers benoemd worden.
Opvallend is de aandacht die in de eerste aflevering uitgaat naar het werk van Wiselius, met name twee publicaties over D.A. van Bouterwek, die hij in 1804 onder het pseudoniem Nicolaas Momus schreef. Die aandacht is wel een aanwijzing, maar geen bewijs voor zijn deelname als auteur aan de Verzameling Brieven.
In de brieven blikken de auteurs ook terug op de gebeurtenissen in 1787 en 1795. Zij concluderen dat de patriotten veel harder tegen Oranje en zijn aanhangers hadden moeten optreden. Maar destijds had men nog geen idee van het onderscheid tussen republikeinen en patriotten. Men meende dat degene die zich toen tegen Oranje keerde, per definitie patriot was. Nu blijkt dat vele leden van de provisionele municipaliteiten vijanden van volksinvloed op het bestuur zijn.

Relatie tot et andere periodieken
De Verzameling Brieven is een vervolg op Belangrijke Brieven over de Nieuwe Zamenstelling van den Asiatischen Raad (1804).

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 360 F 4: 7-9
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: Knuttel 23248
Full text

Bronnen
¶ Den Haag, Nationaal Archief, Aanwinsten 1900 2.21.176 (33), brief M.A. Hulshoff aan S.I. Wiselius van 29 mei 1804 – Amsterdam, Stadsarchief, rechterlijk archief 5061, inv.nrs 507, 517, 521, 625 en 628 – Aletta, instituut voor vrouwengeschiedenis: documentatiemap M.A. Hulshoff (zie verder Wiersma 2003).

Literatuur
¶ Geertje Wiersma, Mietje Hulshoff of De aanslag op Napoleon (Amsterdam 2003)
¶ Johan Joor, De adelaar en het lam. Onrust, opruiing en onwilligheid in Nederland ten tijde van het Koningrijk Holland en de inlijving bij het Franse keizerrijk (1806-1813) (Amsterdam 2000)
¶ Johanna Stouten, ‘Maria Aletta Hulshoff (1781-1846), dweepster of idealiste’, in: Literatuur. Tijdschrift over Nederlandse letterkunde 1/2 (1984), 72-79
¶ J. van den Bergh van Eysinga-Elias, ‘Het intellectueele leven der Nederlandsche vrouw in 1813’, in: Tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’. Twaalf voordrachten (Zaltbommel 1913), 191-220
¶ P. van Limburg Brouwer, Het leven van Samuel Iperuszoon Wiselius (Groningen 1846).

Pieter van Wissing