Vlaemsche Spie (1800)

Titelbeschrijving
De Vlaemsche Spie. Samenspraeke tusschen Tysken, Teeuwken en andere persoonen.

Periodiciteit
Er zijn 10 nrs. (‘verdeelingen’) verschenen.
De datering is onder andere gebaseerd op een advertentie aan het einde van nr. 6 voor Erasmus’ tweedelige Lof der Zotheyd, uyt het latijn vertaeld, vermeerderd, en met praetzieke Annotatien opgeluystert door P. de Vlieger, dat in 1800 zou zijn uitgegeven. De Bibliotheca Érasmiana (1908) suggereert overigens dat dit een gefingeerde uitgave is (p. 341).
Mogelijk verscheen het blad in het voorjaar, aangezien er in een aantal afleveringen wordt verwezen naar de meifeesten. Nr. 10 eindigt abrupt. ‘Par naeste over S. Pieters-dag’, zijn de laatste woorden. Sint Pietersdag is in Vlaanderen eind juni.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen 12 pagina’s in octavo (114 pagina’s). De titel staat alleen op de titelpagina van de gebundelde afleveringen. Het titelblok varieert per nummer: het volgnummer (‘Eerste [etc.] Verdeeling’), het onderwerp van de aflevering en een titelvignet. Dit vignet is een omlijst vierkant met daarin een zeventiende-eeuws geklede man (spion?) en het motto ‘Elk zyn deel,, In ’t geheel’. Onder het titelvignet staat vanaf nr. 2 steeds een gefingeerd citaat.

Boekhistorische gegevens
Blijkens het impressum is het blad ‘uytgegeven te Gend, By P.F.J. Kimpe, in de Donkerstege by de Koornmerkt’.
Colofon nr. 9: ‘By P.Fs.J. Kimpe, in de Donkerstege en by F. Walraeve, aen de Leugemeete’.
De naam Kimpe – de vader van P.Fs.J. Kimpe? – is als uitgever ook verbonden aan de Briefwisseling tusschen Vader Gys en verscheyde andere geleerde persoonen van zynen tyd (1799).
Prijs bij intekening op 15 nrs.: 1 gulden.

Inhoud
In Gents dialect geschreven samenspraak tussen Tysken en zijn zoon Teeuwken. Andere personages zijn onder anderen Cato (dochter van Tysken), Patintjen (zoon van Tysken, vrijwillig soldaat is bij het corps Groene Jagers), meester GappaertPirro Warry (pierewaaier en rokkenjager), Matante Beggyntjen (kwezel) en mynheer Quakquak (kletsmajoor).
Veel couleur locale; in de gesprekken wordt verwezen naar lokale, nu onherkenbare figuren.
Blijkens de titels van de ‘verdeelingen’ zijn de onderwerpen als volgt: ‘over de dwaelende jongheyd’ (nr. 1), ‘over de dienst-boden’ (nr. 2), over de mey-dagen’ (nr. 3), ‘onverwagte aenkondiging’ (nr. 4), ‘over ’s menschen-haet en twistmaekery’ (nr. 5), ‘huys-krakeel van Tysken’ (nr. 6), ‘de waeragtige Gendsche Spie’ (nr. 7), ‘de hoofdpyn van Tysken’ (nr. 8), ‘over den alouden Sacraments-dag’ (nr. 9) en ‘over de dwaelgeesten’ (nr. 10).
Veel gebeurtenissen die de sprekers aan elkaar vertellen, hebben een suggestief en/of subversief karakter. Sommige afleveringen bevatten teksten buiten de samenspraak om, zoals ‘Lanteire-Magie’ (nr. 4), geschreven in gebroken Frans bij de plaatjes van een toverlantaarn, en ‘Iets over den nieuwen tanden-trekker’ (nr. 6) met een verwijzing naar de 14e- resp. 18e-eeuwse profeet Smet van Huysse en Ludeman. Ook een ‘Aerdig Grapje’ (nr. 6), een ‘Voorval’ en ‘Iets interessant’ (nr. 8) en al dan niet gefingeerd ingezonden bijdragen (nr. 3, 10) doorbreken het concept van de samenspraak. 

Relatie tot andere periodieken
Nr. 7 gaat over de ‘waerachtige Gendsche Spie’, waarmee vermoedelijk de Wekelyksche Gendsche Spie (1791) wordt bedoeld.
Verder wordt in de Vlaemsche Spie op talloze plaatsen gezinspeeld op de Sysse-Panne (1795-1798) van Karel Broeckaert. Het personage Bitterman komt ook voor in de Sysse-Panne en het personage Thys (Tysken) is geënt op Sysse-Pannes Gys. Zowel Thys als Gys heeft een vurige republikeinse zoon die als vrijwilliger in het leger dienst heeft genomen. Ook hebben ze allebei een dochter die als Cato door het leven gaat. Een paar maal wordt van ‘Sysse-praet’ en ‘Sysse-Blaedjes’ gesproken.
Hiermee positioneert de schrijver zijn Vlaemsche Spie in de traditie van de eens zo populaire Sysse-Panne en de epigoon Briefwisseling tusschen Vader Gys en verscheyde andere geleerde persoonen van zynen tyd (1799).

Exemplaren
¶ Gent, Universiteitsbibliotheek
¶ Full text

Literatuur
¶ Eddy Levis, ‘“Over de dwaelende jongheyd”’, in: Ghendtsche Tydinghen 27 (1998), nr. 1, p. 35-44
¶ J. Smeyers en H.J. Vieu-Kuik, Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden, deel 6 (Antwerpen/Amsterdam 1975), p. 485-557 (hoofdstuk 3), aldaar p. 548.

Rietje van Vliet