Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant (1796-1798)

Titelbeschrijving
¶ De Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant
¶ Rhynlandsche Courant (officieuze titel).

Periodiciteit
De Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant verscheen op maandag, woensdag en vrijdag, van 18 november 1796 t/m 8 mei 1797 en van 14 augustus 1797 t/m 30 april 1798. 
Het oponthoud in 1797 werd veroorzaakt door de tijdelijke gevangenschap van de orangistische courantier. Het is niet duidelijk waarom hij in april 1798 de krant stopzette. Mogelijk heeft het politieke klimaat in de Republiek ermee van doen: het werd er voor hem na de staatsgreep van januari 1798 door radicaal-democraten bepaald niet beter op.
Er verschenen ook bijvoegsels, na-couranten en extra-ordinaire edities. Een zaterdagse editie verscheen vanaf 19 augustus 1797 onder de zelfstandige naam Weeklyksche Saturdagsche Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant.

Bibliografische beschrijving
De Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant bestaat uit een tweezijdig bedrukt vel folio (hoogte: 43 cm), waarop de tekst in twee kolommen is afgedrukt. Deze tekst eindigt doorgaans met familieberichten. Alleen de afsluitende advertenties zijn in één kolom gezet. Aan beide zijden zijn tevens buitenmarges geplaatst, waarin de teksten een kwartslag gedraaid zijn afgedrukt.
De teksten in de buitenmarges zijn afhankelijk van de inhoud in twee of in vier kolommen gezet: zeetijdingen, marktberichten, wisselkoersen en vervolgen van nieuwsberichten uit de hoofdkolommen zijn in vier kolommen gezet, regels van advertenties hebben de dubbele breedte. De volgorde van de te lezen teksten kan variëren, maar is doorgaans: de twee kolommen van de voorzijde, de twee kolommen van de keerzijde, de marge van de keerzijde en dan de marge van de voorzijde. 
Het titelblok bevat geen stadswapen als titelvignet, omdat er nooit een privilege voor de krant is afgegeven. Vanaf de start in 1796 t/m 8 mei 1797 biedt het titelblok deze aanblik:

Met de doorstart op 14 augustus 1797 is de toevoeging ‘Het derde jaar der Bataafsche Revolutie’ direct na het jaartal ingekort tot de aanduiding ‘of 3’. Deze opzet van het titelblok blijft gedurende het verdere bestaan van de krant ongewijzigd:

Een paar keer werd een nacourant uitgebracht:

Of een extra-ordinaire editie:

Ook verscheen bij een enkele krant een bijvoegsel:

Het bijvoegsel bij de krant van 26 april 1797 heeft een ingedikt titelblok, en laat zien dat er abonnementen mogelijk waren:

Boekhistorische gegevens
De krant is blijkens het colofon door Johannes Olivier uitgegeven en gedrukt in Alphen aan den Rijn. Bij de start van de krant werd in enkele nummers de volgende mededeling boven het colofon geplaatst:

Deze courant wordt ’s maandags, ’s woensdags en ’s vrijdags by de zelfde correspondeerende Uitgevers als voorheen de Utrechtsche of Stichsche. Brieven en advertentien zullen by de gemelde respective Uitgevers worden aangenomen, als mede by Mej. de Wed. Diesbach in ‘sHage en aan het Expeditie-Comptoir deezer Courant, in het huis genaamd WELGELEGEN te ALPHEN.

In sommige kranten is ook ‘de weduwe J van Terveen en Zoon te Utrecht’ aan deze mededeling toegevoegd. Op 27 februari 1797 worden begunstigers in verband met de op handen zijnde hervatting van de Utrechtsche Courant (ooit de krant van Olivier) opgeroepen om berichten en advertenties alleen nog naar Alphen te sturen, om verwarring te voorkomen.

Direct nadat Olivier het courantierschap van de Utrechtsche Courant was ontnomen, had Maria Weygel, een nicht van zijn eerste vrouw met wie hij jarenlang samenwerkte, in Utrecht de Stichtsche Courant (1795-1796) opgezet en geredigeerd. Toen ook deze krant door een verbod getroffen werd, was het aan Olivier om een nieuwe courant op te zetten. Omdat hij ook gestraft was met een verbanning tot 1807 uit het rechtsgebied van de stad Utrecht, moest hij naar een locatie buiten de stad uitkijken. Het werd het huis Welgelegen bij Alphen aan den Rijn. In deze plaats, die op een kruispunt van wegen lag, was een postkantoor aanwezig, wat de verzending van de krant eenvoudig maakte. Ook de ligging aan de Rijn stond garant voor soepele contacten met Utrecht. 
Tussen het verbod op de Stichtsche Courant per 1 oktober 1796 en het uitkomen van het eerste nummer van de Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant gingen zes weken voorbij. Dat wijst erop dat Weygel en Olivier, die de Stichtsche Courant wél direct na het verbod van de Utrechtsche Courant wisten uit te brengen, verrast waren door het verbod en vermoedelijk nog geen plan klaar hadden liggen voor het geval ze opnieuw in de problemen zouden raken.
Met de verhuizing van drukkerij en krant naar Alphen werd de provincie Holland verantwoordelijk voor het toezicht op de krant. De courantier werd ook daarna nauwlettend in de gaten gehouden. Zo werd er in mei 1797, aldus De Weerlicht van 16 mei 1796, een inval gedaan in de burelen van de Rhynlandsche Courant. Aanleiding was de on-patriotse berichtgeving waaraan Olivier zich bezondigde. De Weerlicht had kort daarvoor, in een extra-nummer van 10 mei 1797, de Rhynlandsche Na-Courant van 6 mei als zodanig weggezet. De courantier werd afgevoerd naar de Gevangenpoort in Den Haag en de drukkerij werd verzegeld. Overigens werden er in de drukkerij, aldus de goed ingelichte Weerlicht, geen verdachte papieren aangetroffen. Olivier kwam daar echter niet direct vrij mee: twee maanden later zat hij nog steeds vast, aldus de Politieke Blixem van 10 juli 1797.
Na zijn vrijlating bleek Olivier nog niet moegestreden. Een advertentie in de Oprechte Haarlemse Courant van 10 augustus 1797 meldt dat Olivier, nu zijn arrest is opgeheven, ingaande maandag 14 augustus de publicatie van de Rhynlandsche Courant zal hervatten. Ook kondigt hij aan dat hij voortaan ook een zaterdagse editie zal uitbrengen onder de titel Weeklyksche Saturdagsche Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant.
De redenen waarom Olivier eind april 1798 een punt zette achter zijn Rhynlandsche Courant zijn niet geheel duidelijk. Vermoedelijk voelde hij aan dat zijn bewegingsruimte verder zou worden ingeperkt, nu de radicaal-democratische factie het sinds de staatsgreep van januari 1798 voor zeggen had in de Bataafse Republiek. Nader onderzoek is nodig naar de mogelijkheid dat Olivier voor zijn werkzaamheden werd gesubsidieerd door het orangistische kamp te Den Haag, en dat er aan die financiering een einde kwam. Ook zou de verkoop van huis Welgelegen, waar de drukkerij was gehuisvest, een rol gespeeld kunnen hebben. De eigenaar van het pand, de in Barneveld beroepen predikant Jacobus Mensinga, was in december 1796 overleden. Zijn weduwe verkocht het huis op 12 november 1798 aan familieleden van haar overleden echtgenoot. Verder kan hebben meegespeeld dat de concurrentie van de Utrechtsche Courant, die sinds 3 april 1797 een doorstart kende, de Rhynlandsche Courant uiteindelijk de kop heeft gekost.
Op dit laatste wijst een advertentie in de Amsterdamsche Courant van 21 juni 1798. Schuldeisers en schuldenaren van ‘J. Olivier, geweezene Drukker en Uitgever der Rhynlandsche, voorheen Stichtsche Courant, tot Alphen’ dienden zich voor 1 juli te melden bij G. Valck in Alphen, die tot curator van de boedel was aangesteld. Een beknopte beschrijving van de achtergebleven boedel is te vinden in de Leydse Courant van 23 juli 1798, waar Valck de boedelveiling op 3 augustus 1798 in huize Welgelegen aankondigt.
Met het verdwijnen van de Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant eindigde ook de carrière van Olivier als courantier. Van Vliet (2014) meldt dat hij naar Engeland is vertrokken, waar ook de stadhouder verbleef, en dat hij pas kort voor zijn dood in 1808 naar Nederland terugkeerde.

Medewerkers
Het colofon van de Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant vermeldt Johannes Olivier als uitgever. Hij heeft vermoedelijk het merendeel van de (eind)redactie gedaan. Margaretha Weygel, die eerder ook met hem samenwerkte, heeft vermoedelijk ook aan de krant meegewerkt. Everard (2005) geeft aan dat Olivier tijdens een verhoor in 1797 antwoordde dat Margaretha Weygel en hij nog steeds samenwerkten.

Inhoud
De krant bevat veel buitenlands nieuws, zelfs enkele keren onder de kop ‘Noord-Amerika’. Ook staat er veel binnenlands nieuws in, met name uit de Haagse politiek en uit de provincie Utrecht. Berichten die niet uit andere kranten of officiële publicaties, maar uit binnengekomen brieven zijn overgenomen, zijn geplaatst onder de kop Nederland (met als plaatsnaam Alphen), ook als ze betrekking hebben op buitenlands nieuws.
Nieuwsberichten uit buitenlandse kranten en overheidspublicaties lijken ongewijzigd te zijn overgenomen.
Uit allerlei details blijkt dat de krant een orangistische inslag heeft. De politieke kleur van de krant is voornamelijk te danken aan de vele ingezonden brieven. De afzenders zijn anoniem: ze kwamen bijv. van een Utrechts Burger die zich richtte tot zijn medeburgers. De brieven worden voorafgegaan door een inleidende formulering als ‘Wy zyn op een verpligtende wyze verzogt het volgende te plaatzen’. Deze ingezonden stukken zijn nog wel eens kritisch op bestuursorganen of stellen wangedrag van ‘Republikeinen’ aan de kaak. 
In de krant van 13 februari 1797 wordt verslag gedaan van het Kollumer oproer met een extract van een brief uit Dokkum; de Dokkumers waren overheidsgetrouw, terwijl de opstandelingen eerder in de oranjehoek zaten. Maar, en dat zou wel eens bij het extraheren van de brief gebeurd kunnen zijn, er wordt met geen woord gerept over de duidelijk orangistische stemming bij de opstandelingen, terwijl vrijwel alle andere kranten woorden in de mond nemen als ‘Oranje-muitelingen’, ‘Orange gezinden’ en ‘Oranjedollemannen’.
De politieke kleur blijkt verder uit de aanduiding van binnenlands nieuws met de kop ‘Nederland’: bij andere kranten is ‘Bataafsche Republiek’ namelijk de norm. Olivier lijkt ook moeite te hebben gehad met het begrip ‘Bataafsche vrijheid’, want na de doorstart van de krant kort hij de aanduiding van het derde jaar der Bataafse vrijheid in tot het simpele ‘of 3’. 

Relatie tot andere periodieken
De Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant was feitelijk een directe voortzetting van de Stichtsche Courant (1795-1796), nadat die door een verschijningsverbod was getroffen. 
De Weeklyksche Saturdagsche Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant (1797-1798) werd enerzijds door de uitgever aangekondigd als een zaterdagse editie van de Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant, maar de uitgever stelde anderzijds dat het de opvolger was van de Weeklyksche Saturdagsche Stichtsche Courant, die wel degelijk als een zelfstandige publicatie in de markt gezet was.

Exemplaren
¶ Utrecht, Het Utrechts Archief: sign. bibliotheek L 75 IV E
¶ Full text Voorheen Stichtsche nu Rhynlandsche Courant (alléén 1797) 

Bronnen
Amsterdamsche Courant, 21 juni 1798 (keerzijde in de marge, linkerkolom)
¶ Haarlemse Courant, 10 augustus 1797 (p. 4, onderaan)
¶ Leidse Courant, 23 juli 1798 (p. 3 marge, rechterkolom)
Politieke Blixem, 10 juli 1797, p. 42  
¶ De Weerlicht, 10 mei 1797, p. 9 en De Weerlicht, 16 mei 1797, p. 19 en 20
¶ Utrecht, Het Utrechts Archief: archief 703 (stadsbestuur 1795-1808) inv.nr. 469-31 (criminele rechtspraak okt.-dec. 1796) (doorzoeking van een schuit met drukkersgereedschap in de Oudegracht, Utrecht)
¶ Mondelinge mededeling van Arjan van ’t Riet, archivaris bij het Gemeentearchief Alphen aan den Rijn (verkoop huis Welgelegen).

Literatuur
¶ Rietje van Vliet, ‘Johannes Olivier 1751-1808, courantier’, in: Biografisch Woordenboek Gelderland deel 10 (Hilversum 2014), p. 118-120
¶ Myriam Everard, ‘Catharina Dóll-Egges te paard. Uitgeefsters tijdens de patriottentijd en de Bataafse Republiek’, in: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 12 (2005), p. 79-94, aldaar p. 92-93
¶ W.M.C. Regt, ‘Alphensche Buitenplaatsen’ in: Leidsch Jaarboekje 17 (1920), p. 130-247, aldaar p. 161-162
¶ W.P. Sautijn Kluit, ‘Hollandsche en Fransche Utrechtsche couranten’, in: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap te Utrecht deel 1 (Utrecht 1877), p. 26-168.

Jac Fuchs