Vriend der Natuur (1793-1794)

Titelbeschrijving
De Vriend der Natuur.

Periodiciteit
Vrijdags weekblad. De verkrijgbaarheid van de eerste aflevering wordt in Saakes’ Naamlijst gemeld juni 1793 (p. 318); die van de nrs. 1-21 in december 1793 (p. 376). In de Leydse courant van 24 februari 1794 wordt geadverteerd voor de nrs. 1-22.
Mogelijk is het einde een gevolg van een verbod door de burgemeesters van Amsterdam (niet genoemd bij Jongenelen 1998). In de Post aan den Amstel (1795), nr. 7, vindt men namelijk een ingezonden brief, handelend over de mens, in de natuurstaat en in de maatschappij. De redacteur van de Post tekent hierbij aan, dat de briefschrijver identiek is aan de auteur van de Vriend der Natuur. Die had in zijn eigen blad een opstel geplaatst met de titel’ Charakter van een waar Oorlogsheld’. Dit was niet naar de zin geweest van de burgemeesters van Amsterdam. Zij hadden de uitgever ontboden – de schrijver zelf werd niet gehoord – om hem mee te delen dat dit soort zaken zijn verlof de natuur te beschrijven ver te buiten ging; met als finaal gevolg een verbod van de Vriend.

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering telt 8 bladzijden in octavo. Het geheel is doorgepagineerd 1-168. Het titelblok geeft titel, nummeraanduiding, en onderwerpsregel.

Boekhistorische gegevens
Colofon nr. 1:

Van deeze blaadjens zal ’er ieder week des Vrydags één worden uitgegeven, voor één en een halven stuiver, by J.L. van Laar Mahuët. Boekverkooper op het Water, by de Koornbeurs, te Amsteldam, en alöm door geheel Nederland.

Saakes geeft in zijn Naamlijst van december 1793 (p. 376) als prijs voor de 21 verschenen nrs. ƒ 1:11:8. In de advertentie in de Leydse Courant van 24 februari 1794 wordt voor 22 nrs. als verkoopprijs 33 stuivers genoemd.

Inhoud
Natuurkunde strekt tot verlichting en verbetering van de medemens, aldus luidt het betoog van de eerste aflevering. Zelfs een gewone wandeling toont de grootheid van de Maker der natuur. Maar veel wandelaars lijken dat niet te zien. Dat moet verholpen. Sommigen zijn wél op de hoogte, dankzij werken als die door Martinet. Het zijn echter de vermogenden die deze werken in hun bezit hebben.

Om dan ons doel te bereiken, zullen wy onze medemenschen de werken der Natuur, door een Weekblad, dat den kooper niet zal bezwaren, op een eenvouwige wyze, leeren kennen. (p. 3)

Dit duidelijke doel werkt de schrijver uit door – gaandeweg ingewikkelder wordende – beschrijvingen van natuurfenomenen; soms in de vorm van samenspraken. Er komen heel wat onderzoekers voorbij: Priestley, Ingenhousz, Van Marum, Franklin, A. Crawford.
De onderwerpen zijn: beschouwing der lente; de wespen; proeve over de kracht van het loof der planten in het zuiveren of besmetten der lucht; de dauw; het onweer (herhaald); de dampen: wolken, nevel, dauw, regen, sneeuw en hagel; het afleiden van de bliksemstof; de verstening van hout; de warmte der dieren; de regenboog en enige voortekens van het aanstaande weer; de trekvogels; de gedaante der aarde; de mieren; de beweging der aarde; bedenkingen over de vermogens en zeden der wilden; de oorzaken van onverschilligheid betreffende het schone en ware; verwilderde mensen; de leeuw.
Het blad was niet erg populair. Op p. 146 blijkt de uitgever zich althans te beklagen over het steeds kleiner wordende aantal lezers (de aandacht voor het politieke krijgt de schuld).

Exemplaren
¶ Utrecht, Universiteitsbibliotheek: Br. 127-2

Literatuur
¶ T. Jongenelen, Van smaad tot erger. Amsterdamse boekverboden 1747-1794 (Amsterdam 1998).

André Hanou