Vrije Godsdienstvriend (1795-1798)

Titelbeschrijving
De Vrije Godsdienstvriend.

Periodiciteit
Op 29 mei 1795 wordt in de Goudasche Courant bekend gemaakt dat de nrs. 1 en 2 van de Vrije Godsdienstvriend zijn verschenen. Het tijdschrift kwam op donderdag uit.
Jaarlijks werden de 50 afleveringen gebundeld tot een deel: deel 1 in 1796, deel 2 in 1797 en deel 3 in 1798. Voor het ‘derde en laatste deel’ werd voor het eerst geadverteerd in de Oprechte Haarlemse Courant van 29 maart 1798.
De afleveringen zijn niet gedateerd.

Bibliografische beschrijving
Iedere aflevering telt 8 doorgenummerde pagina’s in octavo. Het titelblok bevat de titel, het volgnummer en een toepasselijk citaat uit de bijbel. Op de titelpagina van de afzonderlijke delen staat behalve de titel en het impressum een titelgravure (J. van Meurs inv. et del.; Th. Koning sculp.).

Op deze titelplaat wordt de Nederlandse vrijheidsmaagd door zonnestralen uitgelicht; zij houdt met haar lans een vrijheidshoed omhoog. Rechts van haar zit haar alter ego met een geketende voet: een jongetje is bezig de enkelboei te verwijderen. Het staande jongetje links overhandigt een bijbel aan de vrijheidsmaagd.
Ieder deel wordt voorafgegaan door een inhoudsopgave.

Boekhistorische gegevens
Het impressum op de titelpagina’s: ‘Te Amsterdam bij Martinus de Bruijn’. 
De prijs per aflevering is blijkens de advertenties: 1½ stuiver.

Medewerkers
Redacteur was de Diemer ex-predikant Bernardus BOSCH (1746-1803), patriot en publicist. Zijn verkiezing in het parlement betekende het eind van zijn redactie bij De Vrije Godsdienstvriend.
Na deel 2, nr. 46 nam zijn vriendin, de blinde schrijfster Petronella MOENS (1762-1843), zijn werk over, zoals zij in nr. 50 van deel 3 vermeldt. Zij bleef meer dan een jaar voor het blad verantwoordelijk. Schreef Bosch zo nu en dan nog een bijdrage? Hij had immers ‘de pen voor enige tijd neergelegd’? Na meer dan een jaar De Vrije Godsdienstvriend te hebben geredigeerd, staakte zij deze arbeid. De samenwerking met Bosch zette zij voort met andere publicaties.

Bosch studeerde in zijn geboorteplaats Deventer aan het Athenaeum Illustre bij de filosoof Rückersfelder en vervolgens te Utrecht theologie onder anderen bij Rau. Oosterse Talen was zijn favoriete studie. Via Rückersfelder leerde hij de Duitse exegeet Johann David Michaëlis (1717-1791) kennen, die de kritiek op de bijbel uit de Verlichting introduceerde bij gereformeerde en lutherse theologen. 
Bosch was onafhankelijk als predikant, naar eigen zeggen Voetiaan noch Coccejaan. Men noemde hem een ´Draaier´ of een ´Engels prediker´. Hij werd predikant in Spanbroek-Opmeer, Ouderkarspel en Vollenhoven voordat hij in Diemen werd beroepen; daar trok hij hoorders uit Amsterdam. 
Zijn keuze voor de patriotten bezorgde hem de vijandschap van Rensdorp, burgemeester van Diemen, die hem, na zijn vlucht naar Amsterdam voor de Pruisen in september 1787, uit die stad wist te verbannen. Zo kwam Bosch in Durgerdam, waar hij met de Amsterdamse doopsgezinde arts Martinus Nieuwenhuijzen, secretaris van de Maatschappij tot Nut van ´t Algemeen, het tijdschrift De Menschenvriend uitgaf. Hij begon met de in Durgerdam wonende theoloog IJsbrand van Hamelsveld het tijdschrift De Godsdienstvriend (1788-1795), voorloper van De Vrije Godsdienstvriend, die echter na een beperkt aantal afleveringen zijn medewerking beëindigde. 
Eenmaal inwoner van Bergen op Zoom raakte Bosch bevriend met Petronella Moens met wie hij diverse publicaties verzorgde. In 1795 raakte hij in de omgeving van Zaandam met doopsgezinde collega´s bevriend. Voor hun Amsterdamse gemeente De Zon droeg hij enkele liederen bij. Als prominent lid van de Nationale Vergadering gaf hij zijn krachten aan de in 1795 gestichte Bataafse Republiek, maar raakte na de staatgrepen van 1798 op dood spoor. In het jaar van zijn overlijden (1803) verschenen zijn Gedichten, waar een biografie aan was toegevoegd.

Moens staat bekend als dichteres en patriots propagandiste. In haar werk betuigde ze steeds haar onvoorwaardelijke steun aan de Bataafse revolutie van 1795. Begin jaren negentig ontmoette ze in Bergen op Zoom Bernardus Bosch, met wie ze spoedig een schrijversduo vormde. Als co-auteur van Bosch leverde ze bijdragen aan De MenschenvriendDe Leer-zame Praat-al (1790-1792), De Vaderlandsche Praat-al (1793) en mogelijk ook aan de door Bosch geredigeerde De Wereld-Beschouwer (1794-1795).

Inhoud
In het openingsnummer van deel 1 geeft Bosch een inleiding op het werk. Hierin legt hij uit waarom hij de titel van de voorloper van het blad, de Godsdienstvriend, heeft vervangen door de Vrije Godsdienstvriend: de wijziging had te maken met de stichting van de Bataafse Republiek (1795). Ook verklaart hij het woordje ‘vrije’ in de titel:

Ik heb dit woord Vrije bij mijnen naam gevoegd, om dat ik geloof, dat het een ieder mensch vrij moet staan, zijne gevoelens over den Godsdienst (mids dezelve niets lasterlijks omtrend God of den dienst, dien wij hem verschuldigd zijn, behelzen) door mond of pen te openbaaren.

In deze inleiding bezingt Bosch ook de herwonnen vrijheid, de (komende) scheiding van kerk en staat, het afscheid van de gehate ‘Willem en Willemijn’ en van de dwingende Formulieren van de ‘keurmeesters der Orthodoxie’ van Dordt. Nu hoeft hij niet meer (vergeefs) te hengelen naar kerkelijke approbatie van zijn geschriften en de commissaris politiek uit de kerk kan afgeschaft. De predikant zal zijn exegese kunnen beoefenen, vrij van ‘de stelsels’, en wordt een tolerante verlichter van het mensdom. 
Met enige regelmaat keert de nieuwe staatkundige situatie in latere afleveringen terug. Eerst in het ongeduld – waarom heeft Van Hamelsveld zijn professoraat nog niet terug? Waarom blijft een beroep van een gemeente op mij uit? – later in pleidooien voor de Constitutie (deel 1, nr. 15) – een rede voor een Departement van het Nut – en het beantwoorden van (fictieve) kritische vragen over vrijheid. 
Bosch’ inspanning voor de Bataafse Republiek zou tot zijn verkiezing in de Eerste Nationale Vergadering leiden. Nu kon hij zelf werk maken van zijn klacht: ‘de waare Verlichting, die na de revolutie groote stappen konde doen, zit werkeloos in eene sombere gedaante’ (deel 1, nr. 26). 
Politiek gesproken zou hij radicaliseren als representant van het volk: ‘de godsdienst is geen schrikbeeld van de intoomhouding van het gemeen’. Wel valt hij Van Hamelsveld bij die in de Nationale Vergadering over het burgerrecht der Joden een conservatief standpunt innam en hen als een vreemd ‘volk’ bleef beschouwen dat hier geen ‘vaderland’ zou kunnen vinden, ook al juichten zij nog zo hard voor de Oranjes (deel 2, nr. 25). 
Het weekblad van Bosch blijft in hoofdzaak theologisch van aard. Zijn lezers vormen een gemeente van de algemene christelijke kerk. De afleveringen kennen alle een tekst uit een bijbels geschrift boven de titel en vaak een lied aan het slot. Sommige onderwerpen behandelt hij uitvoerig, zodat in deel 1 en 2 elf maal twee tot vier opeenvolgende afleveringen eenzelfde titel voeren. 
Alleen in deel 1 verwijst Bosch een enkele maal naar personen die hem inspireerden: zijn collega E.M. Engelbrechts (1731-1807) en de dichter Hendrik Schim (1675-1742), maar ook de Deense verlichter Johann Friedrich Struensee (1737-1772), Benjamin Kennicot (1718-1783) uit Oxford, de katholieke geleerde Giovanni Bernardo di Rossi (1742-1831), de Leidse oriëntalist Jan Jakob Schultens (1716-1778) , Theodoor Christoph Lilienthal met zijn Oordeelkundige Bijbelverklaring (1766) en Johann David Michaëlis (1717-1791), expert in oosterse talen, staan in zijn bibliotheek. 
Het paste niet in de nieuwe preektrant met geleerdheid te koop te lopen. Het tijdschrift volgt in zijn thema’s het kerkelijk jaar. Hoewel theologische hoofdzaken niet geheel ontbreken en zwijgend zijn verondersteld, verschuift Bosch’ benadering van godsdienst naar de christelijke zedekunde en de godsdienstige levensstijl. Die hebben een exclusief karakter. In de afleveringen over ‘de godlijkheid der Heilige Schrift’ wordt dat benadrukt, inclusief met een sneer over de Koran (eigenbaat, ongerijmdheid, aanvuring van dierlijke driften). Er komt nu een milder godsbeeld aan de orde (deel 1, nr. 33: ‘God blijft eeuwig volmaakt al straft hij niet aanstonds de godloozen’). 
In vrijwel alle afleveringen staat Jezus’ menselijkheid centraal. Zo zijn acht nummers (deel 2, nrs. 39-46) aan Jezus gewijd onder het aspect van zijn ‘grootmoedigheid’. Parallel daaraan is voor de mens ‘de godsdienst eigenlijk iets innerlijks en heeft zijn verblijfplaats in het hart’. Door Jezus hebben ook de rechten van de mens hun juiste uitleg ontvangen.  Met ‘de leer des eeuwigen Menschenvriends’ bewijst Jezus, de Messias, zijn nut voor alle volkeren (deel 2, nr. 45, Bosch’ voorlaatste bijdrage).

Moens noemde zich een ‘ongeleerde schrijfster’ die door treurige omstandigheden haar kennis maar moeizaam kon uitbreiden. Zij luisterde daarom goed naar predikanten en gaf vervolgens haar eigen gedachten en haar uitleg over Jezus, de eeuwige vriend, met zijn broederlijke ontferming. Opmerkelijk is in deel 3, nr. 2 het pleidooi om ondanks de scheiding van kerk en staat de dank- en bededagen – die door de overheden werden uitgeschreven – te handhaven. De algemene wil riep immers op tot de godsdienst als heilige plicht. Helaas hielden tegenstrijdige meningen het herstel van die dankdagen tegen. 
Diezelfde verdeeldheid onder christenen maakte de poging van de remonstranten tot hereniging van alle protestanten te willen komen (1796) tot een illusie (‘onbestaanbaar en in de grond zelfs denkbeeldig’). Hier volgden remonstranten ‘welligt meer de inspraak van het menschlievend hart dan het gezond verstand’. De vele heftige reacties op hun voorstel lieten duidelijk zien dat het beter was partijen, die aanmerkelijk van elkaar verschilden, niet in één verband samen te brengen. 

Relatie tot andere periodieken
De Vrije Godsdienstvriend is de opvolger van de Godsdienstvriend (1788-1795), een eerder tijdschrift van Bosch. In genoemde advertentie uit de Goudasche Courant meldt Martinus de Bruijn nadrukkelijk dat alternerend bij hem verscheen de Menschenvriend (1788-1797), waaraan Bosch eveneens zijn medewerking verleende, en dat de drie tijdschriften ‘een schoon geheel uitmaakende’. 
De Hervormde Godsdienstvriend (1806-1807) beschouwde zich als de opvolger van de Vrije Godsdienstvriend.
Later verschenen ook het Rotterdamse periodiekje De Godsdienstvriend, opgedragen aan de Gemeenteleden van de Roomsch Catholijke Kerke van de Leeuwenstraat (1808) en De Godsdienstvriend. Tijdschrift voor Roomsch-Catholijken (1818-1869). Gedurende lange tijd was de rooms-katholieke emancipator Joachim George le Sage ten Broek de redacteur van dit laatste blad.

Exemplaren
¶ STCN 168675978
¶ Full text deel 1deel 2 en deel 3

Literatuur
¶ Rietje van Vliet, ‘De succesformule van Heer Janus Janus-Zoon (1801-1802). Bernardus Bosch als lijstenmaker’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 43 (2020), p. 147-164
¶ Edwina Hagen, lemma ‘Petronella Moens’, in Digitaal Vrouwenlexicon (2014)
¶ Victoria E. Franke, Een gedeelde wereld? Duitse theologie en filosofie in het verlichte debat in Nederlandse recensietijdschriften 1774-1837 (Amsterdam/Utrecht 2009)
¶ Ans Veltman-van den Bos, Petronella Moens (1762-1843). De vriendin van het vaderland (Nijmegen 2000)
¶ Lia van Gemert, ‘De blinde verlichte Petronella Moens’, in:  Riet Schenkeveld-van der Dussen e.a. (red.), Met en zonder lauwerkrans. Schrijvende vrouwen uit de vroegmoderne tijd 1550-1850. Van Anna Bijns tot Elise van Calcar (Amsterdam 1997), p. 742-758
¶ Simon Vuyk, De verdraagzame gemeente van vrije christenen. Remonstranten op de bres voor de Bataafse Republiek 1780-1800 (Amsterdam 1995)
¶ P.N. Helsloot, Martinus Nieuwenhuijzen 1759-1793. Pionier van onderwijs en volksontwikkeling (Amsterdam 1993) 
¶ André Hanou, ‘Drie patriotten-auteurs in de loge’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 16 (1993), p. 10-16 
¶ A.M. Elias en Paula C.M. Schölvinck, Volksrepresentanten en wetgevers. De politieke elite in de Bataafs-Franse tijd 1790-1810 (Amsterdam 1991)
¶ W.W. Mijnhardt en A.J. Wichers (red.), Om het algemeen volksgeluk. Twee eeuwen particulier initiatief 1784-1984. Gedenkboek ter gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen (Edam 1984)
¶ S.B.J. Zilverberg, lemma ‘Bernardus Bosch’, in: Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme, deel 2 (Kampen 1983), p. 85-87
¶ Simon Schama, Patriotten en bevrijders. Revolutie in de Noordelijke Nederlanden 1780-1813 (Amsterdam 1977)
¶ H.F.J.M. van den Eerenbeemt, ‘Bernardus Bosch. Nutsfiguur, schrijver en politicus’, in: De Gids 134 (1971), 8, p. 489-499.

Simon Vuyk