Vrolijke Zedemeester (1794)

Titelbeschrijving
De Vrolijke Zedemeester, in aangenaame Vertoogen, de hedendaagsche verbasterde Zeden en Gewoonten, op eene vrolijke wijze gispende; tevens, met aanwijzinge van de middelen tot verbetering, en om een leven te leiden zo aangenaam als braaf.

Periodiciteit
Vermoedelijk een weekblad. Er zijn 23 afleveringen bekend; waarschijnlijk alles wat verscheen.

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering bevat 4 bladzijden in octavoformaat, met doorlopende paginanummering t/m p. 92.

Boekhistorische gegevens
De (toegevoegde) titelpagina meldt: ‘Te Amsteldam, bij H.A. Banse. 1794’. Er zijn geen colofons. In Saakes’ Naamlijst van februari 1796 wordt voor de vermoedelijk hele set geadverteerd: voor 11 stuivers en op ‘best papier’ 15 stuivers (p. 230).

Medewerkers
Als auteur kan men denken aan Lieve VAN OLLEFEN (1749-1816), zeer prominent aanwezig in het fonds van Banse.

Inhoud
Deze beschouwingen hebben een vrolijk accent, zoals de titel al doet vermoeden. Daarom is de Zedemeester eerder een ‘satirisch’ blad te noemen, waar het vooral om vermaak gaat, dan spectator (zoals wel gebeurd is). Hiermee correspondeert het sterk aanwezige creatief-literaire element.
Het blad bevat lichtvoetige, tamelijk vrijzinnige vertogen (over huwelijken; klederdracht der vrouwen; liefde als drift; aansprekers; maaneclips; gierigheid; nut van de schouwburg; schoolmeesters; vrouwen; vrijerij), maar ook literatuur zonder meer. Voorbeelden: een ironische samenspraak tussen Gerrit en Cornelis (vader en zoon), een brief aan Govert Knies, en, vooral: verschillende stukken die tot doel hebben hilariteit op te wekken rond de sentimentele mode. Zoals ‘Angenietje Slobberop en Christoffel Wipstaart. Een roman vol gevoel’ (p. 18-24).
Veelal lopen vertogen en literaire stukken over verschillende nummers heen.

Relatie tot andere periodieken
Niet te verwarren met de Vrolyke Zedemeester voor Kinderen, van Tollens en Westerbaendie in 1800 in stukjes verscheen.

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek Z 244
Full text

André Hanou