Vrye Nederlander (1785-1786)

Titelbeschrijving
De Vrye Nederlander, verdedigende de eer eener onafhanglyke republiek en de vryheid in den burgerstaat, en hunner belangelooze voorstanders, tegen alle wettelooze heerschzucht.

Periodiciteit
Het blad verscheen wekelijks op vrijdag, zo blijkt uit nr. 6. Vanaf maart 1785 tot en met januari 1786 verschenen in totaal 44 ongedateerde afleveringen. De verschijningsperiode is vastgesteld op basis van data die zijn genoemd in ingezonden brieven en aankondigingen die in het weekblad zijn gepubliceerd. De laatste datum, 11 januari 1786, wordt aangetroffen in nr. 42. De achtergronden van het wat plotselinge einde zijn onduidelijk.

Bibliografische beschrijving
Iedere aflevering bevat 16 pagina’s in octavo. Er zijn twee uitzonderingen: de nrs. 5 en 7 tellen respectievelijk 48 en 20 bladzijden. De afleveringen zijn gebundeld in twee delen (‘stukken’), met doorlopende paginering (p. 1-742). In nr. 22 (eind augustus 1785) wordt de verschijning van het eerste deel aangekondigd. Beide delen bevatten een inhoudsopgave.
In het titelblok van de afleveringen zelf staat de short title en het volgnummer. Tien afleveringen beginnen met een – telkens ander – motto, ontleend aan een eigentijds literair-historisch werk.

Boekhistorische gegevens
Blijkens het colofon van de eerste 16 afleveringen zijn deze uitgegeven door de weduwe Mulder te Utrecht, dat wil zeggen Maria Verheijen. In nr. 17 worden naast de weduwe Mulder nog zeven andere namen opgevoerd: Johannes Weppelman, Jan Verlem (tevens uitgever van De Politieke Kruyer), Frans H. Dempter, Dirk Schuurman (tevens uitgever van de Nederlandsche Courant), Bartholomeus Wildt, A. Stubbe en Thomas Lieftinck. De eerst vier komen uit Amsterdam, de laatste drie uit Utrecht. De weduwe Mulder verdwijnt al in nr. 18 uit het colofon.
Op het titelblad van de gebundelde delen wordt alleen vermeld: ‘Te Amsterdam. By Johannes Weppelman, boekverkoper’.
De prijs per aflevering bedraagt 2 stuivers, zo wordt in iedere aflevering gemeld.

Medewerkers
De (enige) redacteur van het anoniem uitgegeven weekblad is Jacob VAN MANEN Adriaanszn. (1752-1822), zo blijkt uit nr. 20 (medio augustus 1785). Hij vult het weekblad voor een belangrijk deel met stukken van eigen hand. Van Manen verdiende aanvankelijk zijn brood als kleermaker, maar wist zich door zelfstudie op te werken tot broodschrijver en politicus/bestuurder. Hij is actief geweest in de patriottenbeweging te Utrecht, niet alleen als secretaris van het in 1783 opgerichte genootschap ter wapenoefening Pro Patria et Libertate, maar ook als één van de 24 door dit genootschap aangewezen geconstitueerden die met het stadsbestuur hebben onderhandeld over een nieuw regeringsreglement.
Na de verdrijving van de stadhouder in 1795 vervulde Van Manen een belangrijke rol bij de pogingen van de Nationale Vergadering om een nieuwe grondwet op te stellen, onder meer als lid van de eerste constitutiecommissie. Aan het eind van zijn leven heeft hij posities bekleed als onderwijsinspecteur en vrederechter. Als publicist richtte hij zich op het dichten, het vertalen van werken uit vooral het Duits en op het schrijven van verhandelingen naar aanleiding van prijsvragen. In 1797 publiceerde hij de vele redevoeringen die hij in de Nationale Vergadering had gehouden in zijn Voorstellen, bedenkingen en ontwerpen tot het daarstellen eener constitutie. Op het terrein van de weekbladjournalistiek heeft Van Manen zich na het stopzetten van De Vrye Nederlander niet meer begeven.

Inhoud
Het weekblad is opgericht als antwoord op de uitkomst van een politieke crisis die de stad Utrecht in de jaren 1783-1785 beheerste. Tijdens deze crisis probeerde de burgerij, georganiseerd in het genoemde vrijkorps Pro Patria et Libertate, grotere invloed te krijgen op het bestuur van de stad. Aanvankelijk leken deze patriotten succes te boeken, maar de benoeming tot lid van de vroedschap in maart 1785 van Jonathan Sichterman, een verklaard tegenstander van meer volksinvloed, betekende een gevoelige nederlaag voor hen. Van Manen, die secretaris van Pro Patria was, zette de oppositie vanaf deze zogenaamde Sichterman-affaire voort met De Vrye Nederlander. Het weekblad had dan ook een duidelijk patriotse signatuur en wordt zelfs wel beschouwd als de officiële spreekbuis van het vrijkorps Pro Patria.
In het weekblad werd aansluiting gezocht bij de literaire vormen van de achttiende-eeuwse spectators. Dat betekent dat onder meer essays, dialogen, gedichten, fabels, brieven en historische anekdotes worden aangetroffen. De brieven zijn in het algemeen ondertekend met voor die tijd kenmerkende speaking names zoals Justus Populair, Amersfortius, Anti Ultrajectini, Janus Burgerhart, H. Leergraag en Therese Doleance, of met aanduidingen als ‘uw ijverige lezer’. Vernieuwend was het opnemen van bestuurlijke documenten die eigenlijk niet voor publicatie bedoeld waren, zoals ontslagbrieven van functionarissen. Deze categorie bijdragen paste uitstekend bij de rol die de redacteur op zich had genomen, namelijk het voeren van politieke oppositie. Veel van gepubliceerde documenten hadden rechtstreeks betrekking op de Sichterman-affaire, zoals het door Pro Patria voorgestelde conceptregeringsreglement voor de stad Utrecht.

Qua vorm was De Vrye Nederlander weliswaar gemodelleerd naar de traditionele spectatoriale geschriften, maar qua inhoud kon het contrast nauwelijks groter zijn. De aandacht was voor een belangrijk deel gericht op actuele politieke aangelegenheden, waarbij veel ruimte was gereserveerd voor de gebeurtenissen in Utrecht. Van Manen streefde echter naar een weekblad met landelijke uitstraling en verwaarloosde daarom de politieke gebeurtenissen elders in de Republiek niet. Bij dat streven paste bovendien dat hij bijdragen opnam waarin werd gepoogd de politieke aspiraties van de burgerij van een politiek-theoretisch fundament te voorzien. Het weekblad is daarom niet alleen een belangrijke bron voor de gebeurtenissen in 1785, maar ook voor de ontwikkeling van politiek-theoretische opvattingen in de Republiek.
De nauwe betrokkenheid van Van Manen bij de Sichterman-affaire kwam ook naar voren in een civiele rechtszaak die tegen hem was aangespannen door Paulus Hendrik Justus van Hangest d’Yvoy (1742-1831). D’Yvoy had als lid van de Utrechtse vroedschap het democratiseringsproces aanvankelijk gesteund, maar trok zich verbitterd over de toename van het verbale en fysieke geweld terug uit de strijd. D’Yvoy voelde zich tekortgedaan door de berichtgeving in De Vrye Nederlander en vorderde schadevergoeding dan wel rectificatie.

Van Manen was een zeer belezen man en dat kwam ook tot uitdrukking in een veelheid van citaten uit en verwijzingen naar literair-politiek-historische literatuur van zowel Nederlandse als buitenlandse auteurs. Hier worden slechts genoemd: J.F. Marmontel, L.W. van Merken, W. van Haren, P. Burmannus, I. Iselin, P. Bondam, H. Calkoen, A. Kluit en P.C. Hooft. Ook eigentijdse patriotse werken passeerden de revue, waaronder Het Tweede Iets voor Utrechts Burgeren (1783) en het Elftal Utrechtsche Brieven (1785) van vermoedelijk P.P.J.Q. Ondaatje.
De Vrye Nederlander werd besproken in de Vaderlandsche Letteroeffeningen van 1785 (p. 31-32).

Relatie tot andere periodieken
In De Vrye Nederlander werd regelmatig interactie gezocht met contemporaine periodieken. In nr. 8 wordt kritisch gereageerd op een bijdrage in De Politieke Kruyer waarin Ultrajectinus, pseudoniem van Maximiliaan Louis van Hangest d’Yvoy (1753-1831), broer van de hiervoor genoemde Paulus d’Yvoy, uitlegt waarom hij zich niet langer voor de patriotse zaak wil inzetten.
In de nrs. 4, 10 en 17 vormen publicaties in de Utrechtsche Courant de aanleiding voor ingezonden brieven.
Op de fel anti-stadhouderlijke Zuid-Hollandsche Courant wordt tweemaal gereageerd (in de nrs. 10 en 13), net als op De Haagsche Courant (in de nrs. 34 en 42).
Discussie werd ook gezocht met auteurs die publiceerden in de populaire Post van den Neder-Rhijn (nrs. 9, 16, 19 en 29), in de Nederlandsche Courant van Dirk Schuurman (nrs. 13, 16, 29 en 31), en in De Batavier van Frans van der Does (nrs. 23, 30 en 37). De vermelding van De Batavier in nr. 30 vond plaats in het kader van een nieuwe rubriek, getiteld ‘De Nalezer’, waarin elders gepubliceerde stukken kritisch besproken werden. Zo zou ervoor worden gezorgd dat het publiek over goede informatie beschikte, hetgeen van wezenlijk belang werd geacht voor de burgerlijke vrijheid. De rubriek ging na twee afleveringen alweer ter ziele.

De redacteur van De Vrye Nederlander bereikte met zijn verwijzingen naar andere tijdschriften niet dat zijn eigen weekblad onderdeel van de discussies werd. In De Politieke Kruyer en De Batavier wordt nooit naar het weekblad verwezen, in de Post van den Neder-Rhijn slechts een maal (aflevering 7, nummer 342, pagina 259). Het betrof een essay van Jacob van Haeften (1751-1831), lid van de Utrechtse vroedschap en zwager van Van Manen. Wel werd door J. den Waaker, in het pamflet Onderregting voor ’t publicq en antwoord aan den schendigen schryver of droomer van het zogenaamde weekblad den Vrye Nederlander, uitgebreid gereageerd op een in nr. 30 van De Vrye Nederlander geplaatste brief. De auteur van dit pamflet voelde zich geroepen om de Utrechtse notaris Dirk Wernand van Vloten, administrateur van de voogdijkamer, te verdedigen tegen de beschuldiging van oneerlijke handelspraktijken die hij in De Vrye Nederlander meende te ontwaren.

Exemplaren
¶ Utrecht, Universiteitsbibliotheek: Mag. S oct 4402
Full text

Literatuur
¶ P.A.J. van den Berg, ‘De vrye Nederlander. Politieke oppositie in een journalistiek jasje’, in: P. van Wissing (red.), Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008), p. 91-107 en 319-321
¶ P.A.J. van den Berg, ‘Nationalisme, soevereiniteit en representatie: de politieke opvattingen van Jacob van Manen Adrz. (1752-1822)’, in: Theoretische Geschiedenis 16 (1999), p. 380-396
¶ W.H. Strous, ‘Jacob van Manen’, in: Oud Rhenen: Mededelingenblad van de Historische Vereniging Oudheidkamer Rhenen e.o. 17 (1998), p. 5-11
¶ N.C.F. van Sas, ‘Drukpers, politisering en openbaarheid van bestuur in de patriottentijd’, in: T.S.M. van der Zee, J.G.M.M. Rosendaal & P.G.B. Thissen (red.), 1787. De Nederlandse Revolutie? (Amsterdam 1988), p. 174-184, 181-182
¶ N.C.F. van Sas, ‘Opiniepers en politieke cultuur’, in: F. Grijzenhout, W.W. Mijnhart & N.C.F. van Sas (red.), Voor vaderland en vrijheid. De revolutie van de patriotten (Amsterdam 1987), p. 97-130, 98-99.

Peter A.J. Van Den Berg