Wandelende Jood (ca. 1746)

Titelbeschrijving
Den Wandelende Jood

Periodiciteit
Het tijdschrift is alleen in manuscript overgeleverd en voor zover bekend in de achttiende eeuw nooit in druk verschenen. Desondanks kan het op grond van inhoudelijke gegevens worden gedateerd. In Den Wandelende Jood verwijst de auteur namelijk naar de veldslag van Fontenoy en naar ‘den Tempel van Glori’ van Voltaire. In Le temple de la gloire, naar het libretto van Voltaire en op muziek van Rameau, wordt de slag bij Fontenoy van 11 mei 1745 verheerlijkt.
De eerste uitvoering werd op 25 november 1745 te Versailles vertoond. De auteur kan daar niet bij aanwezig zijn geweest, maar kan weken later over die opvoering gehoord hebben. Op grond van genoemde data moet het manuscript van Den Wandelende Jood in 1746 geschreven zijn.

Bibliografische beschrijving
Den Wandelende Jood heeft stof voor hooguit 4 afleveringen van acht pagina’s kwarto. Het handschrift haalt ongeveer 10.100 woorden en is in één band gebundeld met drie toneelstukken van Weyerman: De schoone dwaalstar; De vruchtbaare juffer; Den Heer is betoovert, en de juffer is behext.

Medewerkers
De auteur is Jacob Campo WEYERMAN (1677-1747). Op moment van schrijven zat hij zijn levenslange gevangenisstraf op de Voorpoort in Den Haag uit.

Inhoud
Het manuscript zal bedoeld zijn als kopij voor een tijdschrift met vertogen. Naast de titelwoorden in kapitale letters noteert hij ‘Eerste Vertoog’. De auteur, die schrijft voor gouden en zilveren penningen, belooft zijn

nieuwsgierige Leesgierigen te zullen onthaalen op allerhande Stoffen, aangericht bij Atheensche Koks gedost in Nederlandsche Liverijen, beijde in Rijm en in Onrijm: en zonder een uijtgestrekter Inleijding kome ik dit Vertoog te ontginnen.

De compositie is helder: de ik-figuur beleeft in enkele uren twee spannende avonturen. Eerst ontmoet hij ’s nachts onder de Boompjes in Rotterdam de angstaanjagende leidsman, de wandelende Jood (een spook, een dwaallicht) die hem gastvrij onthaalt op een overvloedige maaltijd, op wijze zedenlessen en karakterschetsen. Daarna vliegen ze naar de ruïne van het kasteel Brederode bij Haarlem, waar ze stiekem een heksensabbat begluren. Die bijeenkomst lijkt veel op de heksensabbat in het Westerwald, zoals Weyerman die beschrijft in Het Oog in ’t Zeil (nr. 32).
Zoals bekend van Weyerman baseert hij zich frequent op (Engelse) teksten. In het oog springen de ontleningen aan The English Theophrastus van Abel Boyer en het toneelstuk The Lancahire witches, and Tegue O Divelly, the Irish priest van Thomas Shadwell.

Relatie tot andere periodieken
Qua lengte is Den Wandelende Jood vergelijkbaar met een aantal andere bladen van Weyerman, zoals Den Laplandschen Tovertrommel (1731), Den Adelaar (1735) en Den Talmud (1736). Die periodieken telden respectievelijk tien, elf en acht afleveringen. Op één punt wijkt Den Wandelende Jood af van de andere: de wandelende Jood is niet de hoofdfiguur maar de oude, wijze leidsman van de berooide ik-figuur, in wie veel trekken van Weyerman herkenbaar zijn.

Bronnen
Het manuscript werd door A.J. Hanou in de Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman (1979) gepubliceerd (p. 158-173).

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek (Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde): Ltk 533
Full text

Literatuur
¶ J.C. Weyerman, Den Wandelend Jood, editie Frans Wetzels m.m.v. Jan Bruggeman en Jac Fuchs (Amsterdam 2022)
¶ J.C. Weyerman, Den Talmud ofte Overzeldzaame Joodsche Vertellingen (1736), editie M. Geesink en A. Bossers (Leiden 2007)
¶ J.C. Weyerman, Den Heer is betoovert, en De Juffer is behext; De Schoone Dwaalstar, of De vereenigde gelieven; De Vruchtbaare Juffer, editie A.J. Hanou (Amsterdam 1979), p. 1-7.

Frans Wetzels
update 15-1-2023