Weekblad tot Nut en Vermaak (1805-1806)

Titelbeschrijving
Weekblad tot Nut en Vermaak.

Periodiciteit
Dit maandags weekblad verscheen in 1805 (vanaf januari) en 1806 in telkens 52 afleveringen à ƒ 2:13 (blijkens recensies in de Boekzaal van deze jaren). In Saakes’ Naamlijst wordt de eerste aflevering pas gemeld in april 1805 (p. 124).

Bibliografische beschrijving
Elk deel heeft 416 pagina’s in octavo, volgens de Boekzaal.

Boekhistorische gegevens
Te Groningen, bij W. Zuidema (volgens Saakes t.a.p., tevens december 1805, p. 190, en december 1806, p. 287). De Boekzaal van 1805 meldt dat de uitgave geschiedt bij J. van der Hey te Amsterdam (p. 181). De Boekzaal doelt hier op de algemene distributie, (mede) namens ’t Nut.
Nr. 1 moest volgens Saakes 1 stuiver opbrengen.

Medewerkers
De schrijver is Willem ZUIDEMA (1770-1848), vanaf 1800 uitgever en boekverkoper te Groningen. Hij gaf vele boeken uit voor het lager onderwijs, en ten behoeve van de ontwikkeling van het gewone volk. In hoeverre ook de Groninger boekverkoper Wybe WOUTERS (1762-1826) ook als schrijver betrokken was bij het Weekblad, wordt in de Groninger Courant van 8 januari 1805, waarin wat achtergrondinformatie over het blad wordt gegeven, niet geheel duidelijk.

Inhoud
Van achtergrond en inhoud van het Weekblad tot Nut en Vermaak wordt men op de hoogte gesteld door de Boekzaal der Geleerde Waerelt. Allereerst in een soort bekendmaking van het blad, in februari 1805 (p. 180-181). Daar blijkt dat het in de plaats komt van een opgeheven tijdschrift, Tot Nut van ’t Algemeen, uitgegeven wegens het Groningse departement van ’t Nut. Zuidema is in de bres gesprongen met het Weekblad, waarvan het eerste nummer gratis wordt verspreid. Een uitgebreide toelichting op Zuidema’s initiatief staat in genoemde advertentie in de Groninger Courant.
De Boekzaal citeert vervolgens uit de opzet:

De stof […] is zeer onderscheiden, daar ik [Zuidema] trachten zal, door gedurige afwisseling de lezing daar van te veraangenamen. Godsdienst en Zedekunde zullen die stof vooral opleveren; doch de Natuurkunde, Natuurlyke Geschiedenis; Algemeene Geschiedenis, Volk- en Menschkunde, benevens meer andere nuttige Wetenschappen, brengen ook het hare hier toe […]. De vorm, in welke dit een en ander wordt medegedeeld, zal geenzins bestendig dezelfde zyn. Dan eens treft gy hier een vertoog, dan eens een gesprek aan; nu een kort bericht, en dan een breedvoerig verslag van iets merkwaardigs; hier eene charakterschets en elders eene geschiedenis; ook wel eenen brief, eenen droom, een gedicht, of iets anders &c.

[…] In het tweede Nr. hetwelk reeds uitgegeven is vindt men de volgende stukken: Onze bewaring voor onheilen, door Gods zorg. – Frederik, Bisschop van Utrecht. – De moeilyke verkiezing van eenen Leeraar. – Iets over de Tarantula. – Eenige korte spreuken, enz.

Een completer opgave van de gehele inhoud van de twee delen is te vinden in recensies, in de Boekzaal van 1806 (p. 25-38) en 1808 (p. 251-163). Een deel van de stukjes is volgens die opgave uit het Duits vertaald.
De recensent is lovend en geeft uittreksels.

Relatie tot andere periodieken
Voorlopers zijn het Weekblad voor den zoo genaamden Gemeenen Man (1797-1800) respectievelijk het Weekblad tot Nut van ’t Algemeen (1801-1804).

Exemplaar
Geen exemplaar bekend.

André Hanou