Wiskunstige Oeffeningen (1802-1809)

Titelbeschrijving
Wiskunstige Oeffeningen in eene aaneenschakeling van Uitgelezene Voorstellen, benevens een Mengelwerk van Uitgelezene en Andere Wiskundige Verhandelingen onder de spreuk: Een Onvermoeide Arbeid Komt Alles Te Boven.

Periodiciteit
Volgens opgave in Saakes’ Naamlijst van september 1807 (p. 355) respectievelijk augustus 1809 (p. 60) bevat het eerste deel 10 nrs. (‘stukken’) en het tweede deel 12 nrs.
De impressa op de titelpagina’s van beide delen vermelden de jaren 1806 (deel 1) en 1809 (deel 2). Deel 1, nr. 1 wordt echter bij Saakes al opgegeven in september 1802.
De frequentie is niet duidelijk. Alberts/Beckers (2010) schrijven hierover dat de stukjes alleen verschenen wanneer er voldoende kopij was. Het hieronder beschreven conflict binnen het genootschapsbestuur zal er de oorzaak van zijn geweest dat de doorlooptijd langer duurde dan gepland.

Bibliografische beschrijving
De omvang van de afleveringen varieert, zo blijkt ook uit de bedragen die men ervoor moest neertellen. Vermoedelijk bevat het gedigitaliseerde exemplaar van deel 2 alleen nr. 1; de titelpagina heeft betrekking op het volledige deel.
Dit bestudeerde deel 2, nr. 1 bevat 12 p. in octavo (namenlijst leden, correspondenten etc.) + 306 p. (voorstellen en ontbindingen).

Boekhistorische gegevens
Het impressum luidt: ‘Gedrukt voor Rekening van het Genootschap en zyn te bekomen by P.G. en N. Geysbeek, Boekverkoopers op de Lelygracht, tusschen de Keizers- en Prinsengrachten’.
Volgens opgave in Saakes’ Naamlijst van september 1802 en april 1803 moest men voor deel 1, nr. 1 (p. 354) respectievelijk nr. 2 (p. 410) 12 stuivers neertellen. Deel 2, nr. 5 kostte slechts 6 stuivers (Saakes september 1807, p. 355), terwijl de nrs. 6-8 elk 18 stuivers kostten (Saakes mei 1808 en augustus 1808, p. 420 resp. 443). Nr. 9 was met ƒ 1:10 een stuk duurder omdat er 2 platen bij zaten (Saakes december 1808, p. 475).

Medewerkers
In 1778 richtte Arnoldus Bastiaan STRABBE (1741-1805) in Amsterdam op het Genootschap der Mathematische Weetenschappen onder de spreuk Een Onvermoeide Arbeid Komt Alles Te Boven. Dit genootschap heet in de negentiende eeuw het Wiskundig Genootschap en tegenwoordig het Koninklijk Wiskundig Genootschap.
Eind achttiende eeuw ontstonden er strubbelingen binnen het genootschap. Er werd veel kritiek geuit op de nogal eigenzinnige Strabbe. Hij zou voorrang geven aan zijn eigen werk en dat van vrienden, in plaats van zorg te besteden aan het Wiskunstig Mengelwerk, de voorloper van de Wiskunstige Oeffeningen. Ook zou hij met genootschapsgeld eigen uitgaven financieren. Om de kwaliteit van het genootschapsblad te borgen werd daarom een Commissie tot het nazien van ontbindingen aangesteld. Strabbe stond toen als het ware onder toezicht.
In 1803 barstte de bom, na een klacht over deel 1, nr. 4 van de Wiskunstige Oeffeningen. Strabbe had eigenmachtig ontbindingen gepubliceerd, buiten deze commissie om. Bij een ingezonden oplossing van een wiskundige oefening had hij bovendien een ongepaste opmerking geplaatst, eveneens buiten deze wiskundige redactie om. Ook had hij beledigende opmerkingen gemaakt over de toenmalige redactieleden Jan Frederik KEYZER en Obbe Sikkes BANGMA (1768-1829). Zij besloten daarop het gewraakte nr. 4 te vervangen door een correcte versie.
Dit alles leidde uiteindelijk in 1804 tot een coup onder leiding van de voormalige Rotterdamse rekenmeester Jacob DE GELDER (1765-1848). De genootschapsleden Obbe Sikkes Bangma, Ulrich Huguenin en Isaak Riewert Schmidt waren ook van de partij. De coupplegers wilde de wiskundebeoefening op een hoger plan brengen. Strabbe zegde in april 1804 zijn lidmaatschap op.
De Gelder was van 1802 tot 1806 betrokken als landmeter/wiskundige bij de cartering van Nederland door generaal Kraijenhoff. In de jaren 1807-1810 was hij wiskundeleraar voor de pages van koning Lodewijk. In 1815 zou hij hoogleraar worden, eerst aan de nieuwe Artillerie- en Genieschool in Delft en later aan de Academie in Leiden. De wiskundige Obbe Sikkes Bangma was ten tijde van de Wiskunstige Oeffeningen docent aan de Kweekschool voor de Zeevaart in Amsterdam. In de jaren 1814-1817 was hij eerste secretaris en tevens redacteur van de tijdschriften van het Wiskundig Genootschap.

Inhoud
Het blad bevat voorstellen en ontbindingen, ingezonden door leden en correspondenten.

Relatie tot andere periodieken
De Wiskunstige Oeffeningen is een vervolg op Wiskunstig Mengelwerk (1796-1802). Het werd voortgezet als Verzameling van Voorstellen, door de Leden van het Genootschap, ten spreuke voerende: Een Onvermoeide Arbeid Komt Alles Te Boven, Elkander Tot Onderlinge Oefening Opgegeven.

Exemplaren
¶ Leiden, Universiteitsbibliotheek: 659 C 13-14
¶ Full text deel 1 en deel 2

Literatuur
¶ G. Alberts en D. Beckers, ‘Wiskunstige Verlustiging. De tijdschriften die het genootschap wel en niet uitgaf’, in: Nieuw Archief voor Wiskunde 5/11, nr. 1 (maart 2010), p. 20-26
¶ D. Beckers, Het despotisme der mathesis. Opkomst van de propaedeutische functie van de wiskunde in Nederland 1750-1850 (Hilversum 2003)
¶ P.C. Baayen, ‘“Wiskundig Genootschap’ 1778-1978. Some facts and figures concerning two centuries of the Dutch Mathematical Society “Een onvermoeide arbeid komt alles te boven”’, in: Nieuw Archief voor Wiskunde 26 (1978), nr. 3, p. 177–205
¶ S.B. Engelsman, Het wiskundig genootschap en eerste secretaris Strabbe, Tweehonderd jaar onvermoeide arbeid (1978)
¶ M. van Haaften, Het Wiskundig Genootschap. Zijn oudste geschiedenis, zijn werkzaamheden en zijn beteekenis voor het verzekeringswezen (Groningen 1923)

Rietje van Vliet