Zaamen-Spraak tuszen Neef en Nigje (1748-1749)

Titelbeschrijving
t’Zaamen-Spraak tuszen Neef en Nigje, Over de teegenwoordige Toestand Der Verëenigde Provintien: Als mede Over de groote Wonder-Jaaren, 1747. 1748.
¶ Titel nr. 2: Eeerste [sic] vervolg der t’Zaamenspraak tuszen Neef en Nigje […].
¶ Titel nr. 3 etc.: Tweede vervolg, Derde vervolg enzovoorts. Vanaf het 18e vervolg wordt aan de titel toegevoegd: ‘en 1749.

Periodiciteit
De nrs. 1-3 van dit weekblad werden door de auteur als één tekstgeheel aangeleverd, blijkens de opmerking in nr. 1: ‘Aan de Leezers. Den Schryver deezer Zaamenspraak, bestaande in drie Deeltjes, aan ons de geheel Copye daar van hebbende vergund, zyn wy te raade geworden, dezelve in Halve Blaadjes te drukken en Weeklyks uit te geeven; Te meer, om dat den Schryver voorneemens is dezelve te vervolgen’ (p. 8).
Waarschijnlijk is nooit meer uitgekomen dan het 34e vervolg (=nr. 35).

Bibliografische beschrijving
Elke aflevering bevat 8 bladzijden in octavo. Er is doorgepagineerd; de laatste beschikbare bladzijde is p. 272.

Boekhistorische beschrijving
Colofon: ‘t’Amsterdam, by de Wed: Jacobus Egmont en zoon; Op de Reguliers Breê-Straat’.
Vanaf het 14e vervolg staat de naam van de weduwe Egmont als drukker boven de titel vermeld. De reden daarvan wordt daar, en ook later, vermeld: de schrijvers van de Ledig-Ganger (1748), Esopus (?), Neef en Nigje (1748-1749), Jaap en Kniertje (1748) en de Zamenspraak tuszen een Koopman, Akkerman en Waardgelder (1748) hadden bespeurd dat iemand die titels op straat liet uitventen (in herdrukte vorm?) en waren overeengekomen deze titels alleen als duidelijke uitgaven van Egmont te laten distribueren (en dus geen inkomensverlies te lijden).

Medewerkers
De auteur is vermoedelijk dezelfde als de schrijver van de enkele jaren later verschenen Twee-en-Vyftig Samenspraken, gehouden tusschen ’t Hollandse Neefje, en het Zeelandse Nigje (1753). Het is niet onmogelijk dat hij tevens de schrijver is van een aantal van de hierboven genoemde bladen; en trouwens ook van nog enkele andere, rond 1748 verschenen; alle in orangistische geest.
Bostoen (2014) vermoedt dat hij is: de Groninger Henricus GOCKINGA (1778-1772). Hij studeerde theologie te Leiden en was vanaf 1742 predikant te Wilnis. Van Vliet (2018) nuanceert deze toeschrijving: de serieuze predikant die Gockinga is, valt namelijk moeilijk te rijmen met een blaadje als t’Zaamen-Spraak tuszen Neef en Nigje. In zijn latere werk profileert hij zich nauwelijks als een beroepsschrijver voor de grote massa.

Inhoud
Het Zeeuwse nichtje begint met haar Amsterdamse neef een gesprek over de toestand in de wereld en in het vaderland. Nichtje kan neef de situatie schetsen over wat er in het zuiden gaande is in de oorlog tegen de Fransen, Neef daarentegen heeft het algemene overzicht en de historiekunde, en is de belangrijkste gespreksgenoot.
Alle ontwikkelingen worden gezien vanuit Orangistisch en protestants perspectief. Gebeurtenissen in het huis Oranje krijgen volle aandacht. Vanaf 1749 vermindert het nieuwskarakter en gaat men over tot langdradiger religieuze verhandelingen. Waarschijnlijk werd het tijdschrift daarom beëindigd; er was geen echt nieuws meer.

Exemplaren
STCN 298443856
¶ Full text nr. 1, 1ste en 2e vervolg24ste vervolg en 25e en 26ste vervolg

Literatuur
¶ Rietje van Vliet, ‘”Myne boeken zyn weinig, hebbende niet meer, dan 4 kassen vol”. Henricus Gockinga (1718-1772), de onbekende vertaler van Meermans Uitvinding der boekdrukkunst‘, in: Jaarboek van het Nederlands Genootschap van Bibliofielen 2018
¶ Karel Bostoen, ‘Een fan van drie Willems. De Arlequin Alchimist (1742) van Henricus Gockinga’, in Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 37 (2014), p. 161-171.

André Hanou
update 1-5-2020