Zot (1794-1795)

Titelbeschrijving
De Zot.

Periodiciteit
Het maandagse weekblad verscheen van 6 januari 1794 t/m 8 juni 1795 (75 afleveringen). Saakes noemt in zijn Naamlijst van 1799 nog wel nr. 76 (p. 207), maar deze aflevering is niet teruggevonden.

Bibliografische beschrijving
De afleveringen tellen 8 pagina’s in octavo. Het titelblok bevat de titel, het volgnummer en de datum. Met ingang van nr. 30 wordt de datum achterwege gelaten.

Boekhistorische gegevens
Hoewel dit verre van zeker is, aldus Van Wissing (2014), wordt de Arnhemse uitgever Johan Christiaan Moeleman algemeen beschouwd als uitgever van De Zot. Diens naam staat steeds als eerste in krantenadvertenties genoemd en voert steevast de uitgebreide stoklijst aan, gevolgd door Ahasueros van Goor in Nijmegen en Albert van Eldik in Zutphen:

Te Arnhem bij Moeleman, Nijmegen van Goor, Zutphen van Eldik, Dordrecht de Leeuw en Krap, Haarlem van Walré & Comp. en C.B. van Brussel, Leyden van Tiffelen en M. Cijfveer, ’s Hage Leeuwestijn, Delft Roelofswaart, Rotterdam D. Vis, C. van den Dries, J. Pols en J. van Santen, Gouda Verblaauw, Amsterdam Keyzer, Schalekamp, Weege, Dóll Timman en Borchers, Hoorn, Vermande en Breebaart, Deventer G. Brouwer, Utrecht H. van Emenes en J. van der Schroef, Leeuwaarden Cahais, Groningen Hoving, ’s Bosch Wed. Vieweg, Bergen op Zoom van Riemsdijk en van Bronkhorst, Middelburg Keel en Wetter, Vlissingen Corbelijn, Zirikzee van Setten, en voorts alom.

De meeste distributeurs staan ook vermeld in de stoklijst van andere afleveringen. De naam van Van Goor komt na nr. 9 niet meer voor.
Opvallend is de colofon vanaf nr. 61 (2 maart 1795): daar begint de stoklijst met een aparte vermelding dat elk nummer wordt uitgegeven ‘Te Dordrecht, bij De Leeuw en Krap, en zijn mede te bekoomen […]’. Dit wijst erop dat de compagnie van Jan de Leeuw en Jan Krap Az. toen vermoedelijk de uitgever werd. Nadat de Franse troepen op 19 januari 1795 Dordrecht waren binnen getrokken, werd Jan Krap in het voorlopige nieuwe stadsbestuur gekozen. Een bestuurlijke carrière was echter niet voor hem weggelegd. Met de uitgeverij en boekhandel bemoeide hij zich nauwelijks meer. Van Wissing: ‘Mogelijk moest de uitgeverij daarom de uitgave van De Zot beëindigen’. Een jaar later zouden De Leeuw en Krap ook de Dordrechtsche Courant, die eveneens door hen werd uitgegeven, van de hand doen.

Prijs per aflevering: 1½ stuiver.

Medewerkers
De schrijver presenteert zich als ‘De Zot’, hetgeen in ieder geval wijst op een eenmanstijdschrift. Hij doet zich voor als onpartijdig en maakt grappen over orangisten en patriotten (al krijgt Oranje het in 1795 hard te verduren). Van Wissing noemt het quasi neutraliteit, nodig als overlevingsstrategie in een tijd van strenge censuur. Citaat: ‘Er zijn wat vage aanwijzingen die naar een schrijver uit de regio Rotterdam, Den Haag, Delft, Leiden en Dordrecht leiden’.

Inhoud
Satirisch tijdschrift dat het vooral gemunt heeft op stadhouder Willem V en het stadhouderlijk regime die ter verantwoording werden geroepen.
In nr. 1 schrijft de auteur geïnspireerd te zijn geweest door De zot van aanzien (Amsterdam 1781-1782), een vertaling van de roman The fool of quality, geschreven door Henry Brooke. Hierin ontmoet de hoofdpersoon een aantal zotten: karakters die ieder voor zich bepaalde menselijke tekorten verbeelden.
In De Zot zijn het de briefschrijvers – met speaking names – die doorgaans als zotten ten tonele worden gevoerd. Zij vormen een spectatoriaal gezelschap, een ‘ware Vaderlandsche Broederschap’ van zotten (p. 36). De brieven zijn voor de schrijver aanleiding om politieke en maatschappelijke thema’s aan te snijden, zij het zonder te personaliseren.
Het spectatoriale schuilt ook in de positie van zedenmeester die de schrijver inneemt ten opzichte van zijn correspondenten. Van Wissing: ‘Vele correspondenten werden door de Zot om hun verkeerde keuzen gekapitteld, ook al beschouwden zij zichzelf als zot onder de zotten, als leden van een fictief broederschap. Zij hoopten bescherming en troost te vinden bij de opperzot’.
Kenmerkend voor de brieven, die soms een hele aflevering beslaan, is het geklaag over het onrecht dat de briefschrijvers op hun pad vinden. Ze hoeven echter niet te rekenen op een gewillig oor. De schrijver van De Zot geeft hun lik op stuk. Eigen schuld, klinkt het vaak in het antwoord, terwijl de ongewenste situatie dan vanuit een ander perspectief wordt bekeken. Een dergelijke manier van verdraaiing en omkering typeert de manier waarop de satire hier gestalte krijgt. Misschien was het pamflet Geessel voor den Zot of Vaderlandsch berigt aan den schryver van het weekblad van dien naam. Bysonder tot logenstraffing van de in desselfs nummero 5 geplaaste brief, geteekend Q.N. (Rotterdam 1794) wel onderdeel van het satirisch spel in De Zot. In het pamflet neemt ene J.H.R. het op voor de vrouw van een anonieme briefschrijver, die zich had beklaagd over haar uiterlijk en vooral haar wraak- en bedilzucht. J.H.R. kende die vrouw toevallig, vond dat De Zot zich schuldig maakte aan reputatieschade en eiste rectificatie.
Uiteindelijk zijn de brieven aanleiding voor De Zot om actuele thema’s als politiek verraad, ontrouw en tirannie aan te snijden. Langzamerhand krijgen ze een steeds duidelijker patriotse inkleuring en worden vorsten – met name Willem V – als tirannieke monsters voorgesteld. Er wordt zelfs gesproken over de heropvoeding van orangisten, maar in het algemeen is de kritiek op hen gematigd.

Relatie tot andere periodieken
Niet te verwarren met De Zot die eveneens in 1795 werd uitgegeven door de Amsterdamse boekverkoper Martinus van Kolm. In circa 1795 verscheen als (vermoedelijke) opvolger De Jonge Zot (1795).
Er kwamen in 1795 meer Zotten en Dommeriken op de markt. Zo bracht Van Kolm een aantal Zotskappen uit: De Oude Hollandsche Babbelaar, of Zotskap (1795) en De Hollandsche Babbelaar, of Zotskap (1795-1796), later gevolgd door De Bataavsche Babbelaar, of Zotskap (1797-1798). Bij Jacobus Wendel in Amsterdam verschenen in 1795 een Domoor (1795) en een Nieuwe Domoor (1795). Bij de compagnie Jan Verlem en Reinier Dóll Timman verscheen de Domkop of Nationaal Volksboek (1795-1796).

Exemplaren
¶ Amsterdam, Universiteitsbibliotheek: Z 1194 (nr. 1-54)
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 559 E 90 (nr. 1, 4-10, 12-13, 20-73, 75)
Full text

Literatuur
¶ Pieter van Wissing, ‘Burgermisère in politieke metaforen. De wisselvalligheden van De Zot (1794-1795)’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 37 (2014), p. 267-279.

Rietje van Vliet