Ouderwetse Nederlandsche Patriot (1781-1782)

Titelbeschrijving
De Ouderwetse Nederlandsche Patriot.

Periodiciteit
De Ouderwetse Nederlandsche Patriot verscheen elke zaterdag van 18 augustus 1781 t/m 28 december 1782 (65 nrs.), maar met een onderbreking van 15 december 1781 (nr. 17) tot 5 januari 1782 (nr. 18).
Onder de titel Brieventas van den Ouderwetsen Nederlandschen Patriot verscheen in maart 1782 een bundel met ten dele gefingeerde lezersbrieven. In februari 1783 verschenen nog een aanhangsel, waarin de schrijver een toelichting gaf op zijn besluit om te stoppen, en een tweede deel van de Brieventas.

Bibliografische beschrijving
De Ouderwetse Nederlandsche Patriot verscheen in octavo, maar met een onregelmatig aantal (8 tot 32) pagina’s per aflevering. De eerste jaargang is uitgegeven in 4 delen (‘stukken’) met twee afzonderlijke pagineringen: nrs. 1-26 (p. 1-642) en nrs. 27-52 (p. 1-638). Van de tweede jaargang, nrs. 53-65, verscheen slechts één deel (p. 1-346).

Boekhistorische gegevens
Het impressum van deel 1 (nrs. 1-17, augustus-december 1781) vermeldt als uitgever-distributeur Pieter Frederik Gosse. Op de titelpagina van de andere delen wordt geen uitgever vermeld.
De nrs. 1-17 werden gedrukt door Johannes Rogatsnik te Den Haag. Nadat Gosse in verband met alle negatieve publiciteit de uitgave had gestaakt, wendde men zich tot de firma Lambert Bennet & Charles Richard Hake in Rotterdam. Die verzonden de nrs. 18-27 via hun stroman Johan Philip Kraefft, eveneens in Rotterdam. Bennet en Hake waren gewend te werken met de drukker Gisbert Timon van Paddenburg te Utrecht. Wellicht heeft die nr. 18 gedrukt, maar het kan ook zijn dat deze patriotsgezinde drukker niet is ingegaan op het aanbod.
In ieder geval zijn de nrs. 19-27 gedrukt door Gillis Mostert te Rotterdam. Die voltooide, na aankoop van de reeds door Gosse gedrukte bladen, het eerste deel van de Brieventas (maart 1782). De uitgave van de Brieventas leidde echter tot een ingrijpen van overheidswege: op 30 maart 1782 werden Hake en Mostert gedagvaard voor de burgemeesters van Rotterdam. Vanwege dit verbod werd de Ouderwetse Nederlandsche Patriot vanaf nr. 28 weer gedrukt door Johannes Rogatsnik en gedistribueerd door diens stadgenoot Johannes François Jacobs d’Agé.

Medewerkers
Rijklof Michael VAN GOENS (1748-1810) werd in 1766 benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis en oudheidkunde en in de welsprekendheid en het Grieks aan de universiteit van Utrecht. Aangezien hij uit hoofde van deze functie betrokken was bij de opleiding van predikanten, leidden zijn libertijnse opvattingen tot felle kritiek vanuit de orthodoxe hoek. De spanningen liepen zo hoog op dat Van Goens in 1776 zijn professoraat neerlegde om vervolgens door stadhouder Willem V te worden benoemd tot vroedschap van de stad Utrecht. Van Goens bleef zijn weldoener, de stadhouder, trouw, ook toen er politieke oppositie kwam.
Aan het begin van de Vierde Engelse zeeoorlog (1780-1784) profileerde Van Goens zich als een scherp criticus van de Amsterdamse regenten, die naar zijn mening met hun eigenmachtige optreden de oorlog hadden uitgelokt. Ook baarde hij opzien met een poging om twee Utrechtse boekverkopers te betrappen op de verkoop van patriotse pamfletten en tijdschriften. Deze activiteiten leidden tot een politiek novum: in augustus 1783 ondertekenden meer dan driehonderd verontruste Utrechtse burgers een rekwest tot remotie van Van Goens als vroedschap. De stadhouder voldeed aan het verzoek, maar verstrekte Van Goens wel een pensioen. Na enkele jaren als ambteloos burger vertrok Van Goens in 1786 naar het buitenland. Hij zou nooit meer terugkeren.
Van Goens was de initiatiefnemer van de Ouderwetse Nederlandsche Patriot en redigeerde het blad van begin tot eind. Wel werkte hij aanvankelijk samen met zijn jeugdvriend Nicolaas TEN HOVE (1732-1782), die op zijn beurt de hulp inriep van de Haagse ambtenaar en publicist Johan Abraham TINNE (1742-1808). Die samenwerking leidde tot spanningen. In december 1781, toen Van Goens andere bezigheden had, publiceerde Ten Hove een met redactionele loftuitingen omfloerste brief van de Dordtse dominee Johannes Barueth aan zijn Rotterdamse collega Petrus Hofstede. Deze pluimstrijkerij schoot de libertijn Van Goens, die aan zijn contacten met de gereformeerde orthodoxie geen goede herinneringen bewaarde, in het verkeerde keelgat en hij zette het blad, na een korte onderbreking, voort zonder Ten Hove en Tinne.
Nadien kreeg Van Goens hulp van Johannes OLIVIER, wiens scherpe correctorsogen, organisatietalent en journalistieke speurneus Van Goes goed kon gebruiken. Olivier zou in 1786 gevraagd worden om tegen betaling met de orangistische Geldersche Historische Courant te beginnen.
Twee correspondenten laten zich met zekerheid identificeren: Maria Elisabeth OLIVIER-SCHILPEROORT (†1790) schreef de met ‘Emilie’ ondertekende ingezonden brief in nr. 18 (p. 379-383). Het is niet ondenkbaar dat zij ook de schrijfster is van de brief van ‘Wilhelmina’ in de Brieventas (deel 2, p. 145-147). Elie LUZAC (1721-1796) schreef een stukje over de lichtgelovigheid van het gemeen in nr. 22 (p. 486-499). Hij moet echter meer hebben bijgedragen. Wellicht waren ook de oproep tot strafrechtelijke vervolging van de patriotse publicist Antoine Marie Cérisier in nr. 12 (p. 239) en het lange vertoog over de vrijheid van drukpers in nr. 21 (p. 449-463) en nr. 22 (p. 473-486) van zijn hand. Een andere mogelijkheid is dat de bijdragen van Batavus Sincerus in de Brieventas (deel 1, p. 8-13, 43-49 en 94-95) van Luzac zijn. De bijdrage van P.R.P.P.P. in nr. 39 (p. 284-308), door Peterse (1988) toegeschreven aan Luzac, was van de onbekende militair die ook verantwoordelijk was voor de ingezonden stukken in deel 1 (p. 80-88) en 2 (p. 238-252) van de Brieventas.

Inhoud
Het blad bepleit het Oude Systeem – de alliantie tussen de Republiek en Engeland – op een moment dat de traditionele bondgenoten met elkaar in oorlog waren en verdedigde stadhouder Willem V, voor velen het boegbeeld van deze alliantie, tegen alle kritiek van patriotse zijde. Daarentegen werd de Hertog van Brunswijk slechts in beperkte mate in bescherming genomen.

Relatie tot andere periodieken
De Ouderwetse Nederlandsche Patriot was bedoeld als intellectueel tegenwicht voor de Post van den Neder-Rhijn (1781-1787). Van Goens, Johannes Olivier en Maria Elisabeth Olivier-Schilperoort waren tegelijkertijd zijdelings betrokken bij het voor een minder ontwikkeld publiek geschreven satirische blad, de Lanterne Magique (1782-1783). Tevens stuurden zij kopij naar een derde stadhoudersgezind tijdschrift, de Post naar den Neder-Rhijn (1781-1784).
Van patriotse zijde werd de Ouderwetse Nederlandsche Patriot fel bestreden, met name door de pamflettist Nicolaas Hoefnagel.

Exemplaren
STCN 176594507
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 123 D 9-11 (volledig, inclusief de Brieventas; auteursexemplaar met aantekeningen van Van Goens).
¶ Full text deel 1 en 2, deel 3 en 4, en deel 5

Bronnen
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: archief Rijklof Michael van Goens, met name briefwisselingen met Johannes Olivier en Charles Richard Hake.

Literatuur
¶ Ton Jongenelen, ‘De Ouderwetse Nederlandsche Patriot’, in: Pieter van Wissing (red.), Stookschriften. Pers en politiek tussen 1780 en 1800 (Nijmegen 2008), p. 19-36
¶ J.M. Peterse, ‘Publicist voor Oranje. R.M. van Goens en De Ouderwetse Nederlandsche Patriot (1781-1783)’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 103 (1988) p. 182-208
¶ W.H. de Beaufort, Brieven aan R.M. van Goens en onuitgegeven stukken hem betreffende (Utrecht 1884-1890).

Ton Jongenelen