Gendschen Taelman (1796)

Titelbeschrijving
Den Gendschen Taelman.

Periodiciteit
Het bestaan van dit blad is bekend dankzij nr. 43 (30 maart 1796) van de Sysse-Panne, waarin wordt verwezen naar een prospectus voor de Gendschen Taelman. Of het blad daadwerkelijk is verschenen, is niet bekend.

Boekhistorische gegevens
Het prospectus voor de Gendschen Taelman verscheen nadat de Zuidelijke Nederlanden op 1 oktober 1795 waren ingelijfd bij Frankrijk. Daarvoor was ‘slechts’ sprake van een Franse bezetting, waarbij de uitvoerende macht in handen was van de revolutionaire Conventie die in 1792 in Frankrijk de republiek had uitgeroepen, Lodewijk XVI had laten onthoofden en in Vlaanderen c.q. Gent radicale maatregelen trof. Dit jacobijnse schrikbewind maakte op 26 oktober 1795 plaats voor het gematigde Directoire, een regime van vijf directeuren dat tot 9 november 1799 aan de macht was.
Karel Broeckaert, de schrijver van de Sysse-panne, kon zich absoluut niet vinden in de ideeën van de Conventie maar wel, in zekere zin, in de democratischer opvattingen van het Directoire. Hij toont zich in zijn blad fel tegenstander van de Gentse gazettier, drukker en schrijver André Benoit Stéven, die bescherming genoot van de Conventie. Was deze Stéven soms de uitgever/auteur van de Gendschen Taelman? Ook in diens Dagelykschen Courier was Stéven nadrukkelijk met taal bezig: daarin wilde hij de Franse wetten ‘in plat gendsch’ uitleggen.

Inhoud
Citaat uit genoemde aflevering van de Sysse-Panne (p. 56, nt. a):

Den Opsteller van een aenstaende Nieuws-Blad, DEN GENDSCHEN TAELMAN, zegt zeer staetig in zynen Prospectus: Het staet-kundig Voedzel van het Publiek verminderen, waere des zelfs onverschilligheyd aenkweeken voor de algemeene belangen, in welke men nogtans noyt te veel deel kan neemen

Broeckaert voegt eraan toe: ‘Al of de Gazetten en Dag-Blaedjes een wezentlyk deel van ’s Volks geluk maekte!!’

Exemplaren
¶ Geen exemplaar bekend.

Literatuur
¶ Jozef Huyghebaert, ‘Den Demokraet, een Gents blad van 1795’, in: Ghendtsche Tijdingen 12 (1983), p. 28-36.

Rietje van Vliet