Weekblad zonder Tytel (1801)

Titelbeschrijving
Het Weekblad zonder Tytel.

Periodiciteit
Van dit blad, dat tweewekelijks uitkwam, zijn 6 afleveringen bekend. Voor nr. 1 werd geadverteerd in de Rotterdamse Courant van 7 juli 1801. Huygens (p. 68) meent ten onrechte dat er 8 afleveringen verschenen. Hij citeert uit de ‘laatste aflevering’ maar het citaat blijkt afkomstig uit nr. 6. Voor deze aflevering wordt geadverteerd in de Rotterdamse Courant van 15 september 1801.

Bibliografische beschrijving
Het formaat is octavo en elke aflevering telt 8 pagina’s. Op het titelblad van het gebundelde tijdschrift staat een motto van ‘De schryvers’: ‘Wyze aanmerkingen verstrekken wezentlyk ter aankweeking en beschaving der kunsten, mits vrymoedigheid en onpartydigheid derzelven kenmerken zyn’.
Het voorwerk bevat een mededeling over de vele vergeefse pogingen die er zijn gedaan om de identiteit van de schrijver(s) van het blad te achterhalen.

Boekhistorische gegevens
Titelpagina: ‘Te Rotterdam, By J. Hofhout en Zoon. 1801’. Onderaan iedere aflevering staat de prijs vermeld: 1½ stuiver per aflevering. Zie ook Saakes’ Naamlijst 3 (1801), p. 260, 280.
Op 20 oktober 1801 wordt in de Rotterdamse Courant geadverteerd dat de 6 afleveringen ingenaaid te koop zijn voor 12 stuivers.

Medewerkers
Het Weekblad zonder Tytel is volgens Huygens (p. 66) ‘voor een deel – zo niet geheel’ het werk van Hendrik TOLLENS (1780-1856) geweest. Huygens beroept zich op het gegeven dat het werk door de oudst overlevende zoon van Tollens aan de Tollenscollectie van Adrianus Bogaers (1795-1870) werd afgestaan. Ook verwijst Huygens naar Schotel (p. 272, 275), die zonder nadere toelichting Tollens als medewerker van het Weekblad zonder Tytel opvoert. Tegen het auteurschap van Tollens pleiten twee gegevens, namelijk de mededeling dat een ingezonden brief van Tollens niet wordt geplaatst (nr. 5, p. 40) en een negatieve bespreking van een van zijn gedichten (nr. 3, p. 22). Beide berichten kunnen echter ook een mystificatie zijn.
Huygens (p. 66) wijst ook de acteur-schrijver Marten Westerman (1775-1852) aan als mogelijke medewerker, maar bewijzen zijn er niet. Geen van de bijdragen is namelijk ondertekend. Ook Westerman wordt overigens bekritiseerd in het blad (nr. 6, p. 42).

Inhoud
Het Weekblad zonder Tytel is een opiniërend tijdschrift over literatuur, met bijzondere aandacht voor het toneel. Het bemoeit zich niet met politieke gebeurtenissen, maar heeft louter als doel de ‘schoone kunst’ te bevorderen. Er zijn geen vaste rubrieken en de inhoud is gevarieerd. Vertogen, anekdotes en gedichten worden afgewisseld door korte mededelingen en opmerkingen over opvoeringen in de Rotterdamse schouwburg.
De meeste bijdragen gaan over de eigentijdse vertaalzucht. Goede vertalingen van Frans-classicistische treurspelen zijn volgens Het Weekblad zonder Tytel te verkiezen boven vertalingen van de toneelspelen van Kotzebue en Iffland. Lovende woorden zijn er voor de vertalingen van Nomsz, Doornik, Uylenbroek en Barbaz. Vernietigend luidt het oordeel over Fokke Simonsz en Witsen Geysbeek. Ook de opera’s van Pypers moeten het ontgelden. De felle kritiek is opmerkelijk, omdat het tijdschrift stelt dat het zich verre houdt van persoonlijke aanvallen. Nr. 4 bevat een gedicht op de opening van de Rotterdamse schouwburg op woensdag 19 augustus 1801.
Verder brengt het tijdschrift een duidelijke hiërachie aan in de vaderlandse dichtkunst. Vondel, Poot en Bilderdijk behoren tot de absolute top, op de tweede rang bevinden zich Bellamy, Feith en Helmers.

Relatie met andere periodieken
Het Weekblad zonder Tytel zet zich af tegen geschriften met een hekelend karakter en noemt als voorbeelden De Arke Noach’s (1799) en diens opvolger Sem, Cham en Japhet (1800). Beide tijdschriften schreven geregeld over de Amsterdamse schouwburg. De redactie van Het Weekblad zonder Tytel wil zich van deze twee bladen onderscheiden door ‘lage personeele gispingen en paskwillen’ te vermijden (nr.4, p. 28).

Exemplaren
¶ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek: 70 F 63 [13]
Full text

Literatuur
¶ G.W. Huygens, Hendrik Tollens. De dichter van de burgerij. Een biografie en tijdsbeeld (Rotterdam/’s-Gravenhage 1972), p. 66-68
¶ G.D.J. Schotel, Tollens en zijn tijd (Tiel 1860).

Lotte Jensen