Maendelyks Musikaels Tydverdryf (1751-1752)

Titelbeschrijving
Maendelyks Musikaels Tydverdryf; Bestaende in Nieuwe Hollandsche Canzonetten of Zang-Liederen op d’Italiaensche trant in ’t Musiek gebracht: met een Basso Continuo, meede zeer bekwaem om op de Clave-Cimbael, Viool, Dwars-fluit, Hoboe en andere Instrumenten gespeelt te worden.
¶ Er zijn ook exemplaren waarvan de titelpagina tevens vermeldt: Gecomponeert door A: Mahaut, en in digtmaat door K: Elzevier.

Periodiciteit
Er zijn 9 nrs. verschenen, voorzien van een ‘cierlyk Register’, van oktober 1751 t/m juni 1752.

Bibliografische beschrijving
In groot kwartoformaat. De titelpagina heeft een voor muziekuitgaven gebruikelijke versierde vormgeving: de titel is hier omlijst door een lint met muziekinstrumenten. Onderaan bevinden zich twee dartelende putti en een dame achter een kamerorgel (‘de Winter Invent. J. Punt sculp.).

Iedere aflevering (‘stuckje’) heeft een eigen titelblok met verkorte titel, maand en volgnummer. Dat van nr. 1 bevat de verkorte titel met de toevoeging: ‘voor de Maendt October eerste Stuckje’. De afleveringen bevatten 12 genummerde bladzijden; achterin het geheel bevindt zich een register met per maand de titels van de opgenomen liederen.

Boekhistorische gegevens
De titelpagina meldt: ‘’T Amsterdam by A. Olofsen’. Olofsen, die in de jaren ’40 meerdere malen gevangen heeft gezeten wegens het verspreiden van lasterlijke publicaties, heeft naast muziektheoretische werken ook diverse muziekuitgaven op de markt gebracht, waaronder kamermuziek, vocale muziek en concerten.
Prijs per aflevering: 24 stuivers (Leydse Courant 22 en 25 september 1752).
Prijs complete reeks, inclusief register: ƒ 10:10 (Catalogus Olofsen 1755, afgedrukt bij Enschedé (1905), p. 52).
De populariteit van het werk was groot, getuige ook de herdruk ervan.
Toen in 1757 de Amsterdamse drukker J.J. Hummel uitkwam met zijn Vier Muzykale Jaargetyden, dat sterk leunde op het Maendelyks Musikaels Tydverdryf, publiceerde Olofsen onmiddellijk De Musikaale Lente en Somer-Tydverdryf, bestaande uit 4 ‘stukjes’ die ‘getrokken [zijn] uit de alom beroemde XII Musikaale Tydverdryfs van den Compositeur A. MAHAUT, en den Ervaren Digter K. ELZEVIER’ (Leydse Courant van 30 december 1757).
Voor dit werk, waarvan het tweede gedeelte de titel draagt De Vier Muzikaale Jaar-Getyden, was ook al geadverteerd op 15 juli 1757. In het ‘Afgeperst voor-bericht aan de onpartydige liefhebberen der muziek-kunst’ schrijft Olofsen nijdig uitgebreid over de achtergronden van deze uitgave. Hij heeft het gemunt op een

bezadigde Man dat zonder recht bekomen te hebben, meend zig in staat te zyn alle Muziekdrukkers te konnen overmeesteren; want vooruit hebbende, dat hy zelfs de Noten in ’t Tin kan kloppen, zo moet ’er nu aan [sic] een onverbeeterlyk Werk, genaamt het Musikaale Tyd-verdryf.

De grote populariteit van het Maendelyks Musikaels Tydverdryf – veel liedteksten zijn overgenomen in latere liedbundels – maakte in 1765 een ‘herdrukkinge’ noodzakelijk, zo blijkt uit een advertentie in de Leydse Courant van 5 juli 1765. Het is vermoedelijk deze herdruk die hier voor de (lagere!) prijs van ƒ 1 per aflevering wordt aangeboden. De negen afleveringen van Mahaut zijn samen met het Vervolg van het Musikaels Tydverdryf (1752-1753), geschreven door Jacob Wilhelm Lustig, gebundeld tot één deel, waarvoor op 24 juni 1767 in de Leydse Courant wordt geadverteerd à 2 ducaten.
Het geheel is in de twintigste eeuw tweemaal in facsimile opnieuw uitgegeven: Amsterdam, A.J. Heuwekemeijer 1970; en later te Buren, Frits Knuf 1984.

Medewerkers
De fluitist-redacteur en componist Antoine MAHAUT (1719-±1785) was afkomstig uit Namen en had zich als musicus en docent sinds 1739 gevestigd in Amsterdam. De teksten zijn van de dichtende apotheker uit Gouda, Kornelis ELZEVIER (1717-1761).

Inhoud
Het Maendelyks Musikaels Tydverdryf is het eerste muziektijdschrift in de Republiek. Het bevat Nederlandstalige aria’s en liederen ‘op d’Italiaensche trant’ (met basso continuo en veel ornamentatie). Iets meer dan de helft bestaat liefdesliederen, liefdesklachten en herderszangen. Verder zijn erin opgenomen: lofliederen, spotliederen, drinkliederen, adviesliederen en bespiegelende liederen. Vergelijking met de Liederenbank van het Meertens Instituut wijst uit dat de liedteksten niet afkomstig zijn uit eerdere liedbundels; ook de melodieën zijn origineel.
De doelgroep was vermoedelijk een meer ontwikkeld of elitair publiek.

Relatie tot andere periodieken
De eerste tijdschriften met bladmuziek waren al eind zeventiende eeuw verschenen in Engeland en Frankrijk, bijvoorbeeld de Meslanges de Musique Latine, Françoise et Italienne (1725-1732). Daarnaast verschenen er tijdschriften met onder andere artikelen over en kritieken op uitvoeringen en nieuw uitgekomen boeken en werken, zoals Der critische Musicus an der Spree (1749-1750). Aan het eind van de achttiende eeuw ontstonden tijdschriften met een meer muziekwetenschappelijk karakter.
Al snel na het verschijnen van het Maendelyks Musikaels Tydverdryf verscheen een Vervolg van het Musikaels Tydverdryf (1752-1753), bestaande uit drie nrs. en samengesteld door Jacob Wilhelm Lustig.

Exemplaren
STCN 18394612X (editie 1751-1752) en STCN 183945891 (Vervolg)
¶ Den Haag, Koninklijke Bibiliotheek: 604 C 1 (editie 1765?)
Full text (editie 1751-1752)

Literatuur
¶ S.C. van der Ouw, Het Maendelyks Musikaels Tydverdryf van Antoine Mahaut en Kornelis Elzevier. Een liedtijdschrift binnen de context van de Nederlandse liedcultuur in de achttiende eeuw (masterthesis Universiteit Utrecht 2013)
¶ T. Jongenelen, ‘De volmaakte Hollandse broodschrijver Jan Willem Claus van Laar’, in: Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman 24 (2001), p. 108
¶ R. de Reede, ‘Nederlandse fluitisten en fluitisten in Nederland van 1700-1900′, in: P. Korenhof (red.), Bernard Haitink, een vriendenboek. Liber amicorum (Amsterdam 1999)
¶ P. Moret en S. Watillon, ‘Musiciens d’autrefois: Antoine Mahaut’, in: Sources. Revue de la maison de la poésie (Namen 1989), p. 190-193
¶ J.W. Enschedé, ‘Arnoldus Olofsen, muziekuitgever te Amsterdam in 1755’, in: Tijdschrift der Vereeniging voor Noord-Nederlands Muziekgeschiedenis, 8 (1905) 1, p. 45-56.

Rietje van Vliet